8 a3 J Voor de middelbare fout maken wij gebruik van de formule: r 3 a M2=z X2 F{X)dX, of bij splitsing overeenkomstig de verschillende gevallen ra f3 a M2 Tj X2 F(X) dX+ 2 V2 F A') dX, of M2 2 I X2 3 a'l "Y2 d X -j— 2 f X2g a2~~6aX+X2 dX, 8 a3 16 a3 waaruit na vereenvoudiging: M=a. Om ten slotte de waarschijnlijke fout te vinden, moeten wij gebruik maken van de formule: fR 1 2/ F(X)dX. Nu is* het wel niet zeker, of wij hierbij de integratie enkel over het middelste vak K'K L M M' (Fig. XVII), waarvoor 3 a2 X2 F(X) :en, of F(X) 8 «3 hebben uit te strekken, of de beide uiterste vakken, waarvoor (3a± X)2 mede in aanmerking moeten nemen, maar dit zal vanzelve blijken, wanneer wij eerst de eerstgenoemde functie voor F(X) in de plaats stellen. Blijkt de daarmede overeenkomende integratiegrens R dan kleiner dan -j- a te zijn, dan kunnen de beide uiterste vakken buiten rekening blijven. Wij verkrijgen, aldus handelende: 1=2 F{X) dX 2 I 5al~X2dX=2 3 a2 R ih R3 4 a3 /3a2 Xy3 X3\ zoodat R3-ga2 R -j- 6 a3 o en R o,~]o3i\a. Deze waarde is inderdaad binnen het middelste vak gelegen, en wijst dus de waarschijnlijke fout aan. 2 IO J 0 Jo Ja J o Ja j 0 16 a3 r* R R R 8 a3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 212