horizontaal vlak op maaiveldshoogte zich te bewegen volgens eene gesloten ongeveer cirkelvormige figuur met een straal van weinige tiendedeelen van millimeters. Men overtuigt zich daarvan, door den kijker, met 18-voudige vergrooting, te centreeren boven het middelpunt van* een drietal concentrische cirkels met stralen van i, 2 en 3 millimeter. de Wal. EENIGE AANTEEKENINGEN OVER DE WAAR SCHIJNLIJKHEIDS-REKENING EN DE THEORIE DER FOUTEN ALS GRONDSLAG VOOR DE METHODE DER KLEINSTE VIERKANTEN. Functies van door waarneming bepaalde grootheden. In de meest voorkomende gevallen zullen de grootheden, welke door meting (of andere waarneming) bepaald zijn, tot grondslag moeten dienen voor verdere berekeningen, m. a. w. er zullen nieuwe grootheden moeten worden bepaald, die van de gemetene afhan kelijk zijn, of, wat hetzelfde is, die functies van die gemeten grootheden uitmaken. In het volgende zullen wij aantoonen, dat ook in dit algemeene geval de middelbare waarde der fout in het eindresultaat naar een eenvoudigen regel kan worden bepaald. Zij de te berekenen grootheid R, en de te meten grootheden, welke voor de berekening van R noodig zijn: P\, P2 en P3; daar R van Plt P2 en P3 afhangt, of eene functie, pvan die grootheden is, stellen we R (p (Pi, P2, Rj) Door meting vinden we nu voor Pi eene waarde pu voor P2 eene waarde p2 en voor P3 eene waarde p3. Voor p\, p2 en p3 zij nu de middelbare waarde der fout bepaald; noemen wij die respectievelijk ?n3, m2 en m3, dan moet hieruit de middelbare fout in R berekend worden. Indien we in R <p (P\, P2, Pj) voor Pi, P2 en P3 hunne benaderde waarden pu p2 enp3, welke 255 (Vervolg van pag. 215.)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 257