door meting gevonden zijn, substitueeren, wordt de hiermede over eenkomende benaderde waarde r van R verkregen: r (p (px, fa, pz) Alvorens nu tot de berekening van M in het algemeene geval over te gaan, zullen wij duidelijkheidshalve eenige eenvoudige, bijzondere gevallen behandelen. Allereerst beschouwen wij het geval, waarin R van slechts ééne gemeten grootheid afhangt. Zij b.v. R a Px waarin a een coëfficiënt is, waarmee men de waarde px, die voor P\ gevonden wordt, te vermenigvuldigen heeft. Men heeft dan na de meting r apx, als benaderde waarde van R. Om de fout A in A te bepalen, nemen we het verschil van r en R, d.i. X—r R a (pi Px) Noemt men xx de fout px Px in px, dan blijkt X ax 1 We zien hieruit, dat de fout in het resultaat wordt gevonden, door de oorspronkelijke fout met den coëfficiënt van Px te ver menigvuldigen. Voor de middelbare fout M geldt eveneens: M= amx waarin m, de middelbare fout in is. Een tweede voorbeeld levert ons het reeds boven behandelde geval, waarin eenige gemeten grootheden worden opgeteld. Is b.v. R Px -f- Pi -)- A3 p\ +P2+P3 dan is: r R (px Px) -f (p2 V2) (p3 P3). Deze verschillen stellen de fouten voor, zoodat X xx -|— x<l -j— x3. In dit geval is volgens vroegere berekening: M2 mx 2 -j- w.2 2 2- Uit deze beide bijzondere gevallen kunnen wij de middelbare fout afleiden, indien R eene liniaire functie van Px, P2 en P3 is. Wij hebben dan, indien ax, a2 en a3 zekere coëfficiënten aanduiden: R ax J\ -)- «2 P% -|- ci3 P3 256

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 258