plaatsen vorderde door den Gouverneur-Generaal het tijdstip
zou worden bepaald voor den overgang dier werkzaamheden bij
het kadaster, in welk geval de sommen welke anders door
de Gouvernements-landmeters werden in rekening gebracht
ten bate van 's lands kas zouden komen.
Tot beantwoording van de vraag, of eventueel de bijhouding
van de kaarten der vroegere kadastraal-statistieke opname
nadere regeling behoefde, werd door den Ingenieur-Chef van den
kadastralen dienst, bijgestaan door den ambtenaar, die aan het
hoofd had gestaan van bedoelde opname, een onderzoek ingesteld
naar de juistheid dier kaarten, welk onderzoek zeer ongunstige
resultaten opleverde. Evenwel bleken de Hoofden van Gewestelijk
bestuur zonder uitzondering zeer op het behoud dier kaarten en
op de bijhouding daarvan gesteld te zijn, aangezien men de
dessakaarten, bij gebrek aan betere bescheiden, kon benutten ter
bepaling der uitgestrektheid van de landrenteplichtige gronden
en de districtskaarten een bruikbaar overzicht gaven van het
gebied der verschillende dessa's en van de betreffende dessa-en-
claves. Om deze redenen werd tot de bij houding van de dessa
kaarten en deels ook van de districts-kaarten besloten.
Door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur werd daarop
eene Instructie voor de bijhouding dier kaarten gearresteerd en
het toezicht op die bijhouding werd opgedragen aan een Bewaarder,
daarin bijgestaan door twee Adjunct-landmeters.
Ten einde den ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur het
raadplegen der kaarten en het verkrijgen van gegevens uit de
kadastraal-statistieke bescheiden gemakkelijk te maken, zouden,
behalve op de hoofdplaatsen der gewesten, nog 14 bureaux voor
de bijhouding op verschillende afdeelings-hoofdplaatsen worden
opgericht.
Intusschen waren 5 Europeesche Landmeters en pl.m. 400 inland-
sche ambtenaren, afkomstig van den sedert opgeheven kadastraal-
statistieken dienst, bij het personeel van het kadaster opgenomen.
De metingen te Soerabaja en Samarang werden anno 1879
voortgezet en die te Pasoeroean en Tjiandjoer aangevangen. De
metingen vorderden in dat jaar niet zoo snel als men wel gewenscht
had, als gevolg van de omstandigheid dat 3U gedeelte van het
inlandsch personeel, van den kadastraal-statistieken dienst af
komstig, nog in opleiding was.
25