waaruit volgt (bladz. 257): M2 m.2 -I-m2 Am2 -)- n2 n2 n2 n1 Veronderstellen wij verder, dat elke waarneming met dezelfde nauwkeurigheid gedaan is, en dus de verschillende middelbare fouten aan elkaar gelijk zijn, dan is de som van bovenstaande reeks gelijk aan: M2 n nm2 zoodat m M y n waaruit we leeren, dat, bij het nemen van een rekenkundig ge middelde, de middelbare fout verkleind wordt in reden van den wortel uit het aantal waarnemingen. Toepassingen op de praktijk. De in het voorgaande ontwikkelde theorie stelt ons in staat, bij het verrichten eener meting vooraf te beslissen, volgens welke methode de grootst mogelijke nauwkeurigheid in de uitkomst kan worden verkregen. Wij zullen dit aan eenige voorbeelden uit de praktijk der landmeetkunde laten zien. C A Firt'XVhl O B I. Om den afstand A C b (Fig. XVIII) te leeren kennen heeft men de hoeken A en dl en de zijde A B ==c gemeten; men vindt voor b 7 sin B b c sin (A -f- B) Deze formule is van den bekenden vorm: B 0 (P\, Pi, A3), wanneer we de grootheden A, B en c voor PxP2 en /J3 in de plaats stellen, waardoor R in b overgaat. 259 *2 1 m2 112 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 261