veronderstelde geringe richtingsverschillen der zijden van den veelhoek, aannemen, dat de verplaatsing ax2, die de hoekpunten (van af het derde hoekpunt) tengevolge van de fout x2 onder gaan, eenvoudig wordt opgeteld bij de verplaatsing ax\, die door de eerste fout veroorzaakt was. Noemen we nu de fouten in de 3e, 4% 5ena hoekmeting respectievelijk x3, x4, x5xn (waarin n het aantal zijden van den veelhoek is), dan zal de fout in het eindpunt P gelijk zijn aan: Cl X\ -j— Cl x2 -j- Cl x3 J—cixn waaruit men voor de middelbare fout M, die in de constructie van dit eindpunt zal aanwezig zijn, verkrijgt: M "j/^a2 mi1 -)- a2 wit2 -j- «2 mi2 4~a2 mi2) indien we door wit voorstellen de middelbare fout in - het meten van een hoek met de boussole. Derhalve is: M= n a2 mt1 ami n. Heeft de opmeting evenwel met den theodoliet plaats gehad, dan zijn de hoeken gemeten, welke de zijden onderling maken. Is dan yi de fout, die we bij de eerste hoekmeting hebben begaan, dan zal de fout in de ligging van het eerste hoekpunt gelijk zijn aan ayx. Vervolgen we nu echter de constructie, dan zal (in de ver onderstelling, dat de overige hoeken zonder fout zijn gemeten) de fout in de ligging van P tot het bedrag n X ayx geklommen zijn, immers de veelhoek ondergaat in het punt O (Fig. XXII) een F i o' XXII - geringe draaiing, ten bedrage van den hoek yj, hetgeen in P eene verplaatsing P P' n ayx tengevolge zal hebben. Bevat nu ook de meting van den tweeden hoek eene fout y2, terwijl de overige hoeken zonder fout worden verondersteld, dan zal de hierdoor veroorzaakte fout bij P bedragen (niay2, 2Ó3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 265