De exponentiëele foutenwet (wet van Gauss). doliet. Formule (i) geeft ons verder te kennen? dat we bij eene boussolemeting het aantal zijden van den veelhoek groot moeten nemen, om AI zoo klein mogelijk te maken, terwijl wij uit formule (2) zien, dat wij bij eene theodolietmeting beter doen, den veelhoek in een klein aantal zijden te verdeelen, omdat daar door ook het bedrag van M kleiner wordt. Men zou nu ook uit (1) en (2) die waarde van n kunnen bepalen, waarbij de eene meting even nauwkeurig is als de andere. Men heeft dan de beide gevonden uitdrukkingen slechts aan elkander gelijk te stellen, waaruit volgt: mb n V 3. mt Neemt men nu aan, dat men met eene boussole op io' nauw keurig meet en met een theodoliet op 1', dan is: waardoor n= 10 3 17 wordt. Hierdoor is dan het aantal zijden bekend, waarin men den veelhoek zal verdeelen, om bij beide metingen even nauwkeurige uitkomsten te verkrijgen. Ten slotte zij hier nog opgemerkt, dat men toch niet bij eene boussolemeting de zaak moet overdrijven door het aantal n al te groot te nemen. Immers bij een al te groot aantal zijden ont staan er in de meting andere bronnen van fouten, die een over wegenden invloed op de resultaten uitoefenen, zoodat de hierboven verkregen conclusies veel van hunne waarde zouden verliezen. Zooals wij reeds mededeelden (bladz. 5) zijn in het algemeen voor de fouten, waaraan onze waarnemingen onderhevig zijn, verschillende «foutenwetten» mogelijk, die de waarschijnlijkheid aangeven, dat de fout eene bepaalde waarde zal verkrijgen. Van die verschillende wetten is er evenwel eene, de exponentiëele foutenwet (of wet van Gauss), die de uitgebreidste toepassing heeft gevonden, omdat zij voor eene waarnemingsfout in het algemeen de foutenkans met de meeste nauwkeurigheid aangeeft. Deze wet berust dan ook op wetenschappelijk en grondslag en is afge leid uit zeer eenvoudige veronderstellingen omtrent den aard der 26,5 mb 10 nit

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 267