waarin p de waarschijnlijkheid van A en q die van het tegen gestelde verschijnsel is, en wel zóó, dat p q= i. In het hier behandelde geval kunnen wij p q stellen, omdat de waarschijnlijkheid voor eene fout -j- m door Hagen wordt verondersteld gelijk te zijn aan de waarschijnlijkheid voor eene fout m. Er volgt uit p q V2. We vinden dus voor de gezochte waarschijnlijkheid: of, omdat -(- 3 s: Noemen wij nu de nog onbekende functie, welke (voor .r co de fouten wet zal voorstellen F(X), dan moet dus tevens: Wx F (X) dX. Voor de waarde van d X, de aangroeiïng van X, vonden we reeds, 2 m, zoodat Wx F (X) 2 m waaruit F(X) (S) 1 Uit deze uitdrukking rechtstreeks, door overgang tot de limiet s oo, eene uitdrukking voor F(X) af te leiden, zou zeer be zwaarlijk zijn. Hagen heeft evenwel een weg gevonden, die vrij gemakkelijk tot het doel voert, en wel door eerst de afgeleide functie van F(X) te bepalen, en deze in en j uit te drukken, daarna tot de limiet over te gaan en eindelijk door integratie weder tot E'(V) zelve op te klimmen. Ter bepaling van de afgeleide functie van F(X), kunnen wij deze voorstellen door: dF(X) - A F{X) dX A X Nu is A F(X) of de aangroeiïng der functie gelijk aan het verschil van twee opeenvolgende waarden dezer functie, en wordt dus verkregen, indien we in Wx twee opeenvolgende waarden voor a. nemen, bijv. x -j- 1 en x. 269 2 m, \<V 2S 2 ni

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 271