In den teller valt de term m in vergelijking met den (eindi gen) term X weg. Wij vinden derhalve: dX M2' zoodat dF{X) XdX F(X) Mi Hieruit volgt door integratie van beide leden log F(X) --2J^f2 logC. F(X) Ce 2M2 waarin C de constante der integratie is. Om eindelijk deze constante te bepalen, maken we gebruik van de eigenschap uit de theorie der fouten, F(X) dX= i indien we voor de grenzen die der fout nemen. De grenzen der fout X zijn evenwel niet juist aan te geven; nemen wij daarvoor aan -f- co en co, dan is: F(X) dX= Cl e 2 M: dX en herleiden we deze integraal tot den vorm: f e *2 dt door te stellen: X2 2 M* dan blijkt: f1 waarbij X= t M V 2 en dx MVzdt i mY z - C f' e ~t dt oo Nu is evenwel, I e f d t V X, J 00 zoodat i C M V 2 ft waaruit volgt: 271 X* ƒ00 rCO CO j 00 '00

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 273