295
Uit de wet op de Middelen.
(Memorie van Toelichting).
W. Verschillende ontvangsten en toevallige baten het Departement van
Financiën betreffende
91. Ontvangsten wegens verrichtingen betrekkelijk het kadaster. Het
is gebruikelijk deze ontvangsten naar de opbrengst van de laatste drie
jaren te ramen. Die opbrengst was respectievelijk 72 564,74'^, ƒ71 587.93
en ƒ78613,64. Het middencijfer hiervan zou ruim 74000 zijn. De
wisselvalligheid echter die uit de evengemelde bedragen spreekt, maakt
het raadzaam ook voor 1910 de raming van de laatste twee jaren te
behouden, dat is 72 000.
92. Opbrengst van het door de landmeters en boekhouders van het
kadaster voor particulieren verricht werk, na aftrek van het hun daarvan
toekomende gedeelte. Hiervoor werd in de jaren 1906, I9°7 en
respectievelijk 48 752,40, 41 35Ó,54,/2 en ƒ51 185,25 ontvangen. Alleen
in de ontvangsten van 1908 is ook de opbrengst van het door de boek
houders verrichte werk begrepen, hetwelk sedert dat jaar den Staat mede
ten goede komt en dat op 6000 wordt begroot. Bij de raming voor
1910 wordt daarom voor ditmaal voornamelijk met de opbrengst van 1908
rekening gehouden en gesteld op ƒ51 000, dat is ƒ3000 lager dan voor 1909.
STAATSCOMMISSIE REGISTRATIEWETGEVING ENZ.
Uit den Staat van de ingestelde en nog niet ontbonden Staats-
commissiën met opgave van de Koninklijke besluiten, waarbij
die commissiën werden in het leven geroepen, en voor zoover
hieromtrent inlichtingen verschaft kunnen worden, van den stand
der aan bedoelde commissiën opgedragen werkzaamheden.
(Bijlage A der Memorie van Antwoord. Hoofdstuk I Staats-
begrooting dienstjaar 1910.
Staatscommissie, welke tot opdracht heeft rapport uit te brengen over
eene herziening van de wetgeving op de registratiebelasting en de hypotheek
rechten en van de bepalingen betreffende de eigendomsoverdracht van
onroerende goederen en schepen, de vestiging van hypotheken en scheeps-
verbanden, de hypothecaire en kadastrale boekhouding en die der scheeps-
bewijzen, benevens over eene reorganisatie van het dienstvak der registratie.
(Ingesteld bij Koninklijk besluit van 30 Juli 1906, N°. 75.)