3°
in 3 van de 7 overige gewesten t. w. Rembang, Banjoemas en
Besoeki.
In de jaren 1891 en 1892 werd het werk der landrente-metingen
voortgezet eerst door 4, later door 5 secties. In de residenties
Banjoemas en Besoeki werd voortgegaan met de opmaking van
het eigendomskadaster, terwijl in de gewesten Bantam en Krawang
met deze werkzaamheden een aanvang werd gemaakt.
Van de Indische regeering werden intusschen voorstellen ont
vangen betreffende een wijziging in de bezoldiging en in de
verdeeling in rangen van het kadaster-personeel, welke voorstellen
in behandeling waren genomen.
Ook in het jaar 1893 werden de metingen ten behoeve van
eene landrente regeling op kadastralen grondslag voortgezet in
de Preanger Regentschappen.
In de 16 gewesten op Java en Madoera waren de ambtenaren
van het kadaster belast met de bijhouding van het kadaster en
in 19 gewesten met de uitoefening der functiën van Gouvernements
landmeter, terwijl de metingen voor het eigendomskadaster te
Bantam werden voltooid, te Besoeki en Krawang voortgezet en
te Tandjoeng Pinang (residentie Riouw) werden aangevangen.
Tandjoeng Pinang is de eerste plaats geweest op de bezittingen
buiten Java en Madoera, die kadastraal werd opgemeten. Aan
gezien ingevolge het eerste lid sub II ten ie van Stb. 1879
n°. 164, de werkkring van het kadaster zich tot Java en Madoera
bepaalt, is voor Tandjoeng Pinang en andere plaatsen, gelegen
buiten genoemde eilanden, waarheen sedert de laatste 13 jaren
de kadastrale werkzaamheden zich hebben verplaatst, bepaald,
dat die werkzaamheden «tijdelijk» aan het kadaster zijn opgedragen.
In het Koloniaal Verslag over 1895 wordt verder medegedeeld:
«Over de vraag of na afloop van het werk in de Preanger
«Regentschappen de kadastrale metingen ook elders zullen worden
«ondernomen en in hoeverre afgescheiden van de vraag van
«hetgeen voor de landrenteheffing verricht zoude worden het
«behoud van een kadaster uit een finantiëel oogpunt is te recht-
«vaardigen, wordt in Indië nog van gedachten gewisseld. In
«verband daarmede zijn in het vorig verslag bedoelde voorstellen
«betrekkelijk wijzigingen in de bezoldiging en de rangverdeeling
«van het personeel, nog blijven rusten.»
In het verslag van 1894 valt te lezen «De gedachtenwisseling