42 besteding heeft gevonden, wettigt het vermoeden, dat, mocht te eeniger tijd, met inachtneming van de eischen der uiterste voorzichtigheid, ander maal een maatregel in het belang der deelhebbers in het fonds kunnen genomen worden, in gelijken geest zal worden gehandeld. Een wijziging van de Pensioenwet, waardoor het verlaten van 's Rijks dienst vóór het Ó5ste levensjaar en het ontslaan van onnoodig personeel, met behoud van pensioenrechten, gemakkelijker wordt gemaakt, raakt het gansche stelsel dier wet en zal dus eerst bij een ingrijpende herziening overwogen kunnen worden. Reeds thans bieden intusschen art. 3 sub d der burgerlijke Pensioenwet en het wachtgeldenbesluit (Tekst in Staatsblad 1892, n°. 260), gelegenheid om bij opheffing van betrekkingen, de ontslagenen voor broodsgebrek te behoeden. b. Vertnindering aantal ambtenaren. In de sub a aangehaalde Memorie van Antwoord betreffende de periodieke traktementsregeling der departementale ambtenaren, heeft de Regeering reeds meegedeeld, dat op inkrimping van het getal ambtenaren haar streven is en blijft gericht. Intusschen werden daarbij tevens eenige moeilijkheden aangestipt, welke een al te krachtig ingrijpen belemmeren. Hoofdstuk V. (Binnenlandsche Zaken). Tweede Afdeeling. Pensionneering van wethouders. De ondergeteekende meent, na hetgeen door hem is opgemerkt in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Veslag der Commissie van Rapporteurs uit de Tweede Kamer, eene nadere bespreking van dit onder werp achterwege te mogen laten. Tezijnertijd zal met hetgeen thans in het Voorloopig Verlag der Commissie van Rapporteurs uit de Eerste Kamer in het midden wordt gebracht, rekening worden gehouden. Pensionneering van gemeente-ambtenaren. In verband met de redenen, ontvouwd in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Commissie van Rapporteurs uit de Tweede Kamer, kan ook thans nog geene toezegging worden gedaan omtrent de indiening van een wetsvoorstel. Hoofdstuk VII B. (Financiën). VIe Afdeeling. Art. 43. In het algemeen komt het ook den ondergeteekende wenschelijk voor dat in de steden de belastingkantoren in het centrum van het verkeer gehouden worden. Voorloopig Verslag zie Jaargang XXIV pag. 244.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 42