46 Een andere opmerking van dien geachten afgevaardigde geeft mij aan leiding tot een kort antwoord. De geachte afgevaardigde sprak over de wenschelijkheid van een wetenschappelijke balans van het pensioenfonds en zeidewat doet het er toe of de pensioenen op de Staatsbegrooting komen? men kan daarom wel een wetenschappelijke balans maken. Hier moet worden onderscheiden. Ten aanzien van het eigen pensioen der ambte naren is er geen pensioenfonds; dat bestaat alleen voor de weduwen en weezen en voor dit pensioenfonds wordt een wetenschappelijke balans opgemaakt. De geachte afgevaardigde meende, dat het nut van een wetenschappelijke balans hierin gelegen kon zijn, dat men dan tot de conclusie zou komen, dat de bijdragen der ambtenaren konden worden verminderd. Gesteld, dat de wetenschappelijke balans van het weduwen- en weezen- fonds tot het resultaat leidde, dat de bijdragen met het oog op den stand van het fonds en in verhouding tot de uitgekeerde pensioenen wat hoog waren, dan zou men tweeërlei kunnen doen: óf die bijdragen verminderen óf die pensioenen van weduwen en weezen een weinig verhoogen. De mogelijkheid dat men daartoe zou komen op grond eener wetenschappelijke balans is niet uitgesloten; maar dit zal die balans zelf eerst kunnen leeren. Daarover zullen de geachte afgevaardigde en de Regeering het wel eens zijn. Wat gebeurt echter ten aanzien van de eigen pensioenen der ambtenaren? Die pensioenen worden op de begrooting van uitgaven gebracht en de bijdragen der ambtenaren worden gestort als middelen in 's Rijks schatkist. Dit is, eerlijk gezegd, een slecht stelsel, want de post voor pensioenen stijgt voortdurend. Daar helpt echter een wetenschappelijke balans ons volstrekt niet van af; daar komt een wetenschappelijke balans niet bij te pas. De bijdragen der ambtenaren zijn niet te hoog; zij worden getaxeerd °P ,/3 van hetgeen noodig is. Wat precies noodig zou zijn, kan natuurlijk alleen een wetenschappelijk onderzoek uitmaken. Wilde men nu een pensioenfonds maken met de bijdragen van de amb tenaren alleen, dan zou men om met de bijdragen de pensioenen te dekken, die bijdragen aanmerkelijk moeten verhoogen, waartegen waarschijnlijk groot bezwaar zou rijzen. Er zou dus een bijslag van het Rijk moeten wezen. Maar het is te voorzien, dat, wanneer men het fonds wil vestigen op behoorlijken wetenschappelijken grondslag en zich wil vrijwaren voor de jaarlijksche stijging die men nu heeft, de bijslag dien het Rijk zal moeten betalen, veel hooger zou moeten zijn dan hetgeen thans aan pensioenen wordt betaald. Vandaar, dat men in verschillende administratiën daarvoor terugdiensd is en vandaar dat ook de Rijksadministratie daarvoor zoovele jaren teruggedeinsd is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 46