5 F OUTEN WETTEN. Ofschoon de onregelmatige fouten ook wel toevallige fouten genoemd worden, spreekt het vanzelf, dat hun bedrag toch niet geheel en al van het toeval afhankelijk is, daar wij door alle mogelijke voorzorgsmaatregelen dit bedrag juist zoo klein mogelijk trachten te maken. Zoo zijn dan ook in ieder geval grenzen aan te wijzen, welke de fouten, practisch genomen, niet kunnen overschrijden, tenzij z. g. grove fouten (telfouten of andere ver gissingen) in het spel zijn. Wanneer men bijv. met een theodoliet, waarmede nog hoekverschillen van 5" waargenomen kunnen worden, de drie hoeken van een vlakken driehoek meet, en men vindt 179° 59' 00" in plaats van 1800, dan moet er zulk een grove fout ingeslopen zijn. Deze moet dan eerst opgespoord, of de meting herhaald worden, vóór van eene toepassing van de leer der fouten sprake kan zijn. Terwijl dus, dit geval buiten rekening gelaten, de z. g. toe vallige fouten steeds binnen zekere bekende grenzen moeten blijven, zullen zij binnen die grenzen meestal ook niet enkel van het toeval afhangen, en zal een kleiner bedrag van de fout waar schijnlijker zyn dan een grooter bedrag. Nu is het natuurlijk onmogelijk, die waarschijnlijkheid voor ieder bedrag (binnen de grenzen der fout gelegen) werkelijk zuiver te berekenen, daar wij de oorzaken der onregelmatige fouten slechts onvolledig kennen, maar toch is men er in geslaagd, zekere regels of wetten voor die waarschijnlijkheid op te sporen, die een veiligen grondslag voor verdere berekeningen uitmaken. Deze wetten, welke niet alleen op theoretische beschouwingen berusten, doch ook aan de practijk zijn getoetst, noemt men foutenwetten. Zij zijn, al naar den aard der fouten, van meer eenvoudige of meer ingewikkelde gedaante. Wij zullen dit in de eerste plaats door een voorbeeld trachten op te helderen en beschouwen daartoe het opzoeken van eene logarithme in een tafel van bijv. 5 decimalen. Als wij vinden: log 2=0,30103, dan weten wij wel met zeker heid, dat de fout minder is dan de helft van 0,00001, maar, indien wij geen nauwkeuriger tafel tot onze beschikking hebben, dan weten wij in 't geheel niet, of de fout binnen die grenzen (-|- a en a) waarschijnlijk groot of klein is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 5