63 geheven, voerden de Commissarissen-Generaal bij besluit van den g Maart 1818 eene provisioneele regeling in voor den tijd van één jaar. Bij die regeling werd de individueele aanslag afgeschaft en wederom vervangen door den dorpsgewijzen, omdat, naar het oordeel der C.-G., het volslagen gebrek aan kennis van de ware uitgestrektheid, gesteldheid en vruchtbaarheid der velden in bijna alle gewesten, zulk een aanslag onmogelijk maakte. De dessa's moesten worden aangeslagen bij overeenkomst met hare hoofden en oudsten, die de belasting daarna onderverdeelden (repartiëerden). Hiermede werd de grond gelegd tot den aanslag bij admodiatie, die in de practijk zich tot op heden heeft staande gehouden. In 1819 werd eene nieuwe provisioneele regeling gearresteerd, die zou gelden, totdat de kennis zou zijn verkregen van de uit gestrektheid der velden, welke vereischt werd voor het vaststellen van eene blijvende regeling der landrente. Terwijl door Raffles was bepaald, welk deel van de getaxeerde opbrengst als belasting zou worden geheven, werd door C.-G. geen enkele grondslag aangegeven, waardoor aan willekeur ten aanzien van de heffing de vrije hand werd gelaten. «Dit bleef «zoo tot 1872 of liever is zoo gebleven tot op dit oogenblik», zegt de Heer Fokkens (1896) «want de poging in dat jaar (1872) «gedaan, om de landrente op eene vaste basis te doen rusten, is «jammerlijk mislukt, hoofdzakelijk omdat men de gegevens miste, «en nu nog mist voor de factoren van elke landrente-regeling, «welke ook, n.l. uitgestrektheid, productiviteit en marktprijzen.» De opmetingen door de C.-G. bevolen, werden in de Kedoe aangevangen en in het jaar 1825 (feitelijk in 1827) ingevolge Koninklijk besluit van 5 April 1825 gestaakt «uithoofde van de «groote uitgaven daaraan verbonden.» In 1827 diende de heer Lawick van Pabst bij de Regeering eene nota in, waarin hij voorstelde de gestaakte opnemingen «door de Inlandsche Hoofden te doen voortzetten.» Het is mij niet bekend, of de heer Lawick van Pabst dit denkbeeld innoveerde, doch zeker is het, dat hij vele navolgers heeft gehad, die meenden, dat men in een oogwenk Wedono's, Assistent-Wedono's en Dessahoofden voldoende elementaire kennis der landmeetkunde en kartographie kon bijbrengen, om met be hulp van zeer primitieve meetinstrumenten alle bouwvelden op Java op te meten en in kaart te brengen. Men vleidde zich

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 63