6g kadastrale afdeeling (district) aan de ambtenaren van het Binnen- landsch Bestuur verstrekt, zonder dat daarvan gebruik werd gemaakt. De daartoe leidende redenen werden in het Koloniaal Verslag als volgt verklaard: «Reeds sedert de opheffing in 1879 «van de Statistieke opneming van Java en Madoera is door een «groot gedeelte van het personeel van het Kadaster getracht, «gegevens te verzamelen voor den aanslag der landrente, doch «met weinig succes, daar de werkzaamheden, die in hoofdzaak «berekend waren op het in het leven roepen van een eigendoms- «kadaster, slechts zeer langzaam vorderden en bovendien door de «technische eischen, aan de opmeting en kaarteering gesteld, «gegevens deden verkrijgen, die, hoe juist ook op zich zelf, niet «in zoodanigen vorm waren vervat als de met den aanslag der «landrente belaste ambtenaren behoefden.» Een voorstel van den Heer Mr. H. Kuneman, intusschen benoemd tot Directeur -van Binnenlandsch Bestuur, tot het nemen van eene proef van landrente-regeling op kadastralen grondslag, werd door de Indische Regeering goedgekeurd. Deze proef werd in 1889 in de afdeeling Tjiandjoer begonnen onder leiding van den Inspecteur F. A. Liefrink. Intusschen was ook sedert het laatst van 1887, met goedkeuring der Regeering, in de Residentie Tegal eene proef begonnen naar de door den Heer P. H. van der Kemp ontworpen methode van landrente-regeling, welke proef geschiedde onder gemeen schappelijke leiding van het hoofd van genoemd gewest en van Dr. Sollewijn Gelpke, die inmiddels Resident was geworden van Cheribon. Deze proef leidde tot geen resultaat en werd in September 1889 gestaakt, om reden van, zooals het Koloniaal Verslag van 1890 vermeldt, «de bezwaren, die aan de methode «verbonden bleken, en waaruit voorloopig hare practische onuit- voerbaarheid moest worden afgeleid.» Omtrent de Preanger proef werd medegedeeld: «Volgens een «in September 1890 door den Inspecteur, gezamenlijk met den «technischen Chef der metingen uitgebracht rapport, omtrent de «tot dusver verkregen uitkomsten, bleken de in Juni 1890 vast- gestelde nieuwe voorschriften nopens de details der kadastrale «metingen goed te voldoen. Luidens bedoeld rapport scheen het «niet mogelijk door het Kadaster ten behoeve van de landrente «vlugger en eenvoudiger te doen werken, dan op den nu inge-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 69