f(*)=è - Zetten wij dus op eene coördinatenas de punten B(pc 0,301025), A 0,30103), C 0,301035) af (Fig. I), dan stelt A de benaderde waarde der gezochte logarithme voor, terwijl de wer kelijke waarde ergens tusschen B en C moet liggen. Verdeelen wij nu den afstand BC in bijv. 10 gelijke deelen, dan heeft ieder dier deeltjes evenveel kans, om die werkelijke waarde te bevatten. De fout, die wij maken, als wij x 0,30103 stellen, kan dus gelegen zijn tusschen -j- 0,000005 en 4" 0,000004, Fig I. B, (0,301025) (0,30103) ^(0,3<M035) 2a Volgens de waarschijnlijkheidsrekening (zie bladz. 73jaarg. 1908), is dus de kans voor ieder dier gevallen (aantal gunstige ge vallen) (aantal mogelijke gevallen) V10, en voor alle gevallen gezamenlijk (zie bladz. 81) 10 X Vio 1. Deze laatste uitkomst was te voorzienimmers, zij duidt de kans aan, dat de fout gelegen is tusschen -f-0,000005 en 0,000005; dit is echter de zekerheid en wordt dus door de waarschijnlijkheid 1 aangeduid. Verdeelt men nu BC in 100 gelijke deelen, dan is de kans, dat de fout tusschen de grenzen van één dier deeltjes gelegen is: V100, enz. Wij zien hieruit, dat wij de kans, dat de fout een bepaald bedrag zou hebben (en dat dus een bepaald punt, P bijv., -f- 0,000004 -j- 0,000003 -|- 0,000002 0,000001 O 0,000001 0,000002 0,000003 0,000004 0,000003, 0,000002, -f- 0,000001, O 0,000001, 0,000002, 0,000003, 0,000004, 0,000005.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 6