7° «voerden voet, wilde men niet te kort doen aan den graad van «nauwkeurigheid, die vereischt wordt om het verrichte werk «voldoende vertrouwbaar en geschikt te doen zijn voor eene «periodieke herziening en bijhouding, waardoor het alleen blijvende «waarde kan verkrijgen. Ondanks de aangebrachte vereenvoudi- ging bleek de thans- gevolgde-methode verre de voorkeur te «verdienen boven de wijze, waarop vroeger door het Kadaster «ten behoeve van de landrente werd gemeten.» In de tweede helft van 1890 werd aan deze proefneming groote uitbreiding gegeven doordien onder opheffing van alle opmetings- secties een groot gedeelte van het met de Algemeene Kadastreering op Java en Madoera belaste personeel in de Preanger Regent schappen werd samengetrokken, alwaar eerst door 4, later door 5 opmetingssecties de landrente-metingen werden voortgezet. Volgens de vroegere voorschriften (Gouv. besluit van 4 Au gustus 1879 n°- 7 Bijblad n°. 3431) was opgemeten in de Residenties Preanger Regentschappen, Soerabaja, Kediri, Pasoeroean en Probolinggo eene oppervlakte van pl.m. 340.000 H.A. waarvan de kostbare kaarten werden terzijde gelegd. Bij Stbl. 1890 n°. 53 werd bepaald, dat de aanslag der landrente op Java en Madoera voor 1889 ook zou gelden voor de vier daarop volgende jaren. Bij beëindiging van dit vijfjarig tijdvak in 1893 moest de landrente opnieuw worden herzien. Het Kolo niaal Verslag zegt daaromtrent: «Ten einde op tijd gereed te «komen en uit overweging bovendien, dat het in het stadium, «waarin de proefneming in de Preanger verkeerde, geen aan- «beveling kon verdienen in de overige gewesten bij den aanslag «naar nieuwe beginselen te werk te gaan, werd door den Gouver- «neur-Generaal gelast, dat het in de eerste maanden van 1894 «tot stand te brengen herzieningswerk moest worden voortgebouwd «op de grondslagen, waarop de laatstelijk geldende landrente- cijfers waren verkregen.» In 1894 werd medegedeeld: «De verwachting, dat de kosten «der metingen, welke voor het op 1 December 1893 voleindigde «gedeelte gemiddeld f 3,12 per bouw hadden bedragen, gaandeweg «naarmate het werk vorderde, zouden verminderen, werd niet «teleurgesteld. Voor de laatste voltooide districten hebben de «kosten voor elk der 5 secties respectievelijk bedragen 1,48, «f 1,65, f 1,82, f 2,27 en ƒ1,21 per bouw.»

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 70