7i Na verkregen machtiging van het Opperbestuur kwamen bij ordonnantie van 6 Juli 1896 Stbl. n°. 126 tot stand de nieuwe bepalingen nopens den aanslag en de inning der landrente in de Preanger Regentschappen, terwijl tegelijk bij Gouv.-besluit de noodige voorschriften ter uitvoering werden vastgesteld. De nieuwe bepalingen waren bestemd om met den aanvang van een nader door den Gouverneur-Generaal te bepalen jaar in werking te treden in die nader aan te wijzen districten van het gewest, waar de gegevens, noodig voor de toepassing der ordonnantie, voor handen zouden zijn, voor welke districten dan tegelijk ophield van kracht te zijn de tot dusver in de P. R. geldende ordonnantie van 11 December 1872 Stbl. n°. 219b Volgens de nieuwe regeling werd de landrente voor een tijdvak van 1 o jaren vastgesteld voor elk «perceel», daaronder te verstaan een complex landrente- plichtige gronden van dezelfde soort en nagenoeg dezelfde productiviteit. In 1896 werd door de Regeering opnieuw de mogelijkheid overwogen van het invoeren van kohieren voor de repartitie der landrente en het uitreiken aan de belasting-schuldigen van uit treksels uit die kohieren, zooals reeds voorgeschreven was bij regeling van 1872, welke regeling was ingetrokken bij Stbl. 1874 n°. Ó5a. Bij eene Gouvernements-circulaire van 19 December 1896 werd dit onderwerp ter sprake gebracht bij de gewestelijke Bestuurders, opdat, waar zulks tot hiertoe nog niet was geschied, alsnog op eene hunnerzijds uitvoerbaar geachte wijze het invoeren van dessa- kohieren, zoomede van aanslagbilletten zoude worden beproefd en naar maatregelen omgezien, om, zonder in extra uitgaven voor wien ook te vervallen, eene goede administratie der landrentegelden en eene behoorlijke controle op de inning en verantwoording daarvan te bevorderen. Over twee jaren, dus vóór 1898, zouden de Residenten hebben te rapporteeren, omtrent hetgeen ter zake zoude zijn verricht, en c.q. de noodige voorstellen hebben te doen. Intusschen waren door den Hoofdinspecteur der Cultures ver eenvoudigingen ingevoerd ten aanzien der landrente-metingen in afwijking van de voorschriften, gegeven bij Gouv.-besluit van 18 Juni 1890 n°. 6, Bijblad n°. 4576 «ten einde ook langs dien «weg tot besparing van tijd en kosten te geraken.» Bij Gouv.- besluit van 5 November 1896 n°. 4 werd de goedkeuring der

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1909 | | pagina 71