OVER DE BENADERING EENER EMPIRISCHE KROMME DOOR EENE THEORETISCHE MET TOEPASSING OP DE RANDVERDEELINGSFOUTEN VAN EEN THEODOLIET. 4. Benadering eener periodieke empirische kromme door een sinuslijn. Meermalen doet zich het geval voor, dat de graphische voor stelling eener serie waarnemingen uit den aard der zaak eene periodieke kromme is, zooals bijv. bij het onderzoek naar de randverdeelingsfouten van een cirkelrand. In dat geval zullen we ook als theoretische kromme een periodieke lijn moeten kiezen. De eenvoudigste periodieke kromme is de sinusoïde, wier vergelijking is van den vorm y A sin B x, waarin A de amplitude is, d. i. de halve schommeling in de richting der K-as (y varieert tusschen -f- A en A). Neemt Bx toe met 2%, dan krijgt y weer dezelfde waarde; x neemt dan toe met Is p de periode, dan is dus ~=pt of B=~, p zoodat we voor de vergelijking der sinuslijn kunnen schrijven: y A sin P Deze sinuslijn gaat door den oorsprong en schommelt om de A-as. Wanneer de empirische kromme niet door den oorsprong gaat, zelfs niet bij benadering, zal ook de sinuslijn niet door dit punt moeten gaan, maar ergens in een punt (A, C) haar begin- (Vervolg van pag. 60). IJ

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1910 | | pagina 101