punt hebben en dus schommelen om een lijn op een afstand C
evenwijdig aan de X-as. De bovengevonden vergelijking van
de sinuslijn gaat dan over in:
P
of
y 6 4- A cossinA sin -cos -
PP PP
Stelt men hierin:
A cos C\ en A sin 2 J)u
P P
dan wordt gevonden:
y 6 6j sin \- DA cos -(19)
P P
Dit is de gezochte vergelijking van de theoretische kromme.
C\ en E)\ kunnen willekeurig gekozen worden, daar men bij elke
C\ en 7)\ een bijbehoorende waarde voor A en voor E vindt uit:
A {CA DA), tg Z^~ - of E 7^ lgtg?±
De vergelijking (19) is een bijzonder geval van de vergelijking:
y C\ x-j- C2 \p2 (x) -j--j- C„ \p„ (x) (2t>)
van 2; hier is fa (x) 1, fa (x) sin en fa (x)
cos 2 Xterwijl n 3 is.
P
De vergelijkingen (10) gaan nu over in:
rP rP rP
CJ d x -j- C\ I sin d x D\ cos d x
rP
f(xdx, (21)
C sin 2-PPX dx+cj sin2 —p~dx
rP gP
D1/ sincos-dx—l sin-f(x) dx, (22)
P P P
2 JT (X E)
y 6 A sin 1
2 Tl E 2 71 X 2TlE 2 Tl X
.2 71 X 2 Tl X
J O J 0 O
J 0 J 0
n 2 71X 2 71X 2 Tl X J..