ii5
nieuwen vice-president voor het tijdvak 19091916; sir George Darwin,
die na het overlijden van generaal Zachariae voorloopig door de permanente
commissie voor deze betrekking was aangewezen, werd met algemeene
stemmen definitief benoemd.
Vervolgens bracht de heer Helmert verslag uit omtrent de werkzaam
heden van het Centraal bureau sedert de bijeenkomst te Budapest in 1906,
betrekking hebbende op:
i°. de verplaatsing der polen over het aardoppervlak;
2°. de relatieve zwaartekrachtbepalingen op het vasteland en op den
oceaan;
3°. de schietloodafwijkingen;
4°. de gedeeltelijk hernieuwde berekening van de lengtegraadmeting
langs den parallel op 520 Nb. in Europa.
Hij wees op de groote overeenstemming tusschen de voor Europa en
voor Noord-Amerika onafhankelijk van elkaar berekende waarden voor
de groote as en de afplatting der ellipsoide, en op het feit, dat de af
wijkingen der geoide van de ellipsoide in maximum niet meer dan ongeveer
100 meter bedragen.
Eindelijk las de heer Albrecht zijn verslag voor over de werkzaam
heden van den internationalen breedtedienst, waarin o. a. werd medegedeeld
dat het station Tschardjoui in Centraal-Azië in Juli 1909 naar een ander punt
op een afstand van 7 kilometer was moeten worden verplaatst, daar het
bed der Amou-Darja zich sedert 1902 meer dan 3 kilometer verlegd heeft,
zoodat zelfs het eerste station ten slotte overhaast is moeten worden ver
laten. De waarnemingen te Cincinnati zullen tot het einde van 1910
worden voortgezet; die te Gaithersburg in West-Australië moesten wegens
ziekte van den astronoom in den loop van 1908 worden afgebroken.
De heer Albrecht stelde voor de waarnemingen vooreerst op denzelf
den voet te blijven voortzetten; op voorstel van den voorzitter werd een
commissie benoemd om over dit voorstel te beraadslagen, waarin de heer
van de Sande Bakhuyzen zitting nam.
In de 2de zitting bracht de heer Helmert verslag uit over de trian
gulaties, de heer Bourgeois over de basismetingen; dit laatste gaf aan
leiding tot een belangwekkende discussie betreffende het gebruik van draden
en van banden van invarmetaal, voornamelijk met het oog op de ver
anderlijkheid der lengte, waaromtrent de waarnemers verschillende onder
vinding hadden opgedaan.
Daarna bracht de heer Albrecht verslag uit over de bepalingen van
breedte, lengte en azimut; de heer Lal Iemand over de waterpassingen.
Verder deed de heer Hecker een mededeeling over de waarnemingen
met een horizontaalslinger van Zöllner, geplaatst in een put te Potsdam
op een diepte van 25 meter, en deelde de heer Lallemand de uitkom-