14Ó
tengevolge der excentriciteit slechts voor één der vier micros
copen nauwkeurig worden opgevolgd; de daardoor gemaakte fout
is echter uiterst gering.
Niettegenstaande de deelstrepen zeer gelijkmatig getrokken en
scherp begrensd waren, werden bij de waarnemingen de draden
der microscopen steeds op dezelfde plaatsen der deelstrepen in
gesteld. Een zorgvuldig onderzoek naar de evenwijdigheid van
de draden der microscopen ten opzichte van de deelstrepen had
zoowel vóór als tijdens de waarnemingen plaats, terwijl de in dit
opzicht noodige correctiën werden aangebracht. Om de fout
tengevolge der instelling nog te verminderen werd steeds iedere
streep driemaal achtereen ingesteld. Uit 24 opvolgende instel
lingen werd voor de middelbare fout van een uit drie enkele
instellingen bestaande aflezing ongeveer o,"i gevonden.
Tevens werd zorg gedragen dat de ter verlichting der micros
copen dienende gloeilampen door warmteuitstrali'ng geen invloed
op de metaaldeelen van het instrument konden hebben.
Bij de aflezing werden steeds twee opvolgende (dus 5' uit
elkaar liggende) deelstrepen afgelezen, eenerzijds ter bepaling van
de trommelfout, anderzijds ter gedeeltelijke eliminatie van toe
vallige verdeelingsfouten; daar bij het werkelijke gebruik van het
instrument ook steeds twee opvolgende deelstrepen worden afge-
x lezen, kan de fout in het gemiddelde der twee deelstrepen zonder
bezwaar als fout in de eerste dier deelstrepen worden aangemerkt.
Overigens werd de trommelfout op bekende wijze bepaald en in
rekening gebracht.
Bij de met het instrument te verrichten waarnemingen is de
excentriciteitsfout onschadelijk, daar deze geheel geëlimineerd kan
worden door steeds twee diametraal tegenover elkaar liggende
aflezingen te verrichten en van beide aflezingen (na de eene met
1800 verminderd te hebben) het gemiddelde te nemen. Daarom
behoeft bij het onderzoek naar de randverdeelingsfout de excen
triciteitsfout niet bepaald te worden en hoeft men slechts de
gemiddelde fout in telkens twee diametraal tegenover elkaar
liggende deelstrepen te kennen.
Het onderzoek naar de randverdeelingsfout werd daarom ook
Dat Broger de excentriciteitsfout toch bepaald heeft, waarvoor hij vond 2,"405
sin (aflezing196°), was alleen om zich een oordeel te kunnen vormen over degroote
fout waarop zooeven (bladz. 7), de aandacht gevestigd werd.