ieder verschil vier maal bepaald heeft. Daardoor kon de middel bare fout in een enkele waarneming berekend worden. Deze werd op o,"ii5 vastgesteld. Na de vereffening vond Wolfer voor de middelbare fout o,"ii8 een waarde dus, die slechts zeer weinig afwijkt van de a priori bepaalde. Het is duidelijk, dat op deze wijze alleen sprake is van fouten van de eene deelstreep t. o. v. de andere, dus niet van een fout in één deelstreep op zichzelf. Men kan dus de 36 middellijn- fouten alle nog met eenzelfde bedrag vermeerderen en ze dus nog aan een willekeurige voorwaarde laten voldoen, waarvoor genomen wordt dat de algebraïsche som nul is. Op de beschreven wijze komt iedere deelstreep 4 maal in een bepaling voor. Men krijgt zoo 144 voorwaarden tusschen de 36 middellijnfouten. Deze geven 36 normaalvergelijkingen, waarvan de algebraïsche som indentiek nul is. Voegt men daaraan toe de voorwaarde dat de algebraïsche som der middellijnfouten nul is, dan krijgt men 36 vergelijkingen, waaruit de 36 onbekenden kunnen worden opgelost. De oplossing der normaalvergelijkingen had plaats volgens een benaderingsmethode berustende op successieve benaderingen. Men maakt daarbij gebruik van de eigenschap, die de normaalverge lijkingen in dit geval hebben, n.l. dat in elke vergelijking één onbekende (en in iedere vergelijking een andere) met een over wegend grooten coëfficiënt voorkomt. Stelt men de andere (dus de kleine) coëfficiënten gelijk nul, dan vindt men direct uit de 36 vergelijkingen een eerste stel van benaderde waarden voor de onbekenden. Deze benaderde waarden substitueert men in de vergelijkingen (echter alleen in de termen met kleine coëfficiënten). In de vergelijkingen zijn dan de termen met kleine coëfficiënten als bekenden te beschouwen, terwijl uit iedere vergelijking weer de onbekende met grooten coëfficiënt wordt opgelost. Men vindt zoo een tweede stel benaderde waarden voor de onbekenden, dat natuur lijk reeds aanmerkelijk beter is dan het stel, waarvan men uitging. Deze handelwijze zet men zoolang voort, tot het verschil tusschen de waarden der onbekenden gevonden uit twee opvolgende be naderingen niet meer van invloed is op de decimalen, die men bij de berekening nog gebruikt, dus niet meer merkbaar is in verband met het aantal decimalen dat men bezigt. Wolfer volgde een iets andere methode, waarvan de beschrijving hier achterwege kan blijven. «4*

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1910 | | pagina 148