AFSTANDSMETERS ZONDER MEETLAT.
In de landmeetkunde vormt nog steeds een belangrijk vraagstuk,
het bepalen van den horizontalen afstand van een ontoegankelijk
punt tot het punt van waarneming of tot een ander ontoegankelijk
punt. In het Zeitschrift für Instrumentenkunde XXVII Jahrgang
Elftes Heft, komt een artikel voor van Dr. C. Pulfrich in Jena
(Mitteilung aus der optischen Werkstatte von Carl Zeiss) over
een methode tot direkte bepaling van den horizontalen afstand
tot een ontoegankelijk punt, welke verhandeling, naar mij voor
komt, belangrijk genoeg is om er de aandacht op te vestigen.
Als men de fotogrammetrie en de stereo-fotogrammetrie uit
zondert, werd deze opgave tot heden uitsluitend opgelost door
hoekmeting met den theodoliet onder aansluiting aan een met
groote zorgvuldigheid gemeten basis en door driehoeksberekening.
Een methode tot direkte bepaling van den horizontalen afstand
van een punt tot het punt van waarneming bestond niet.
Bij de verschillende optische afstandsmeters met een basis aan
het uiteinde van de lijn, waarvan men de lengte wil bepalen, is de
gemeten afstand bijna altijd de rechte lijn tusschen de beide punten.
Dr. Pulfrich toont aan, dat het vraagstuk ook opgelost kan
worden zonder gebruik van een meetlat aan het eindpunt. Wegens
haren eenvoud is het te verwonderen, dat men niet vroeger tot
die oplossing is gekomen. Om er toe te geraken plaatst men
loodrecht op de tweede (horizontale) as van den theodoliet in plaats
van één, twee kijkers, die onderling juist evenwijdig geplaatst zijn
en welker afstand de basis voor de afstandsmeting) zoo groot
mogelijk gemaakt wordt. Daardoor verkrijgt men als 't ware
twee theodolieten naast elkander op één statief. Met zulk een
apparaat kan men opgaven oplossen, waartoe men tot heden slechts
kon geraken door 't opstellen van den theodoliet aan de uiteinden
van een gemeten basis.
De meting zelf bestaat hierin, dat men door draaiing van den
theodoliet om de eerste (verticale) as met behulp van de hieraan
aangebrachte micrometerschroef, welke tegelijkertijd van een
meetinrichting tot juiste bepaling van den draaiingshoek voorzien
is, de kruisdraden van de beide kijkers achtereenvolgens met het
punt laat samenvallen.
i6