164
geboren kindje» terwijl de meerderheid van gevoelen is, dat bij
opname van het door de minderheid voorgestaan beginsel, «de
wet het niet eens tot de geboorte zal kunnen brengen».
Een schrale troost voor dat deel van Nederlands bevolking, het
welk al sedert tal van jaren naar eene wettelijke regeling verlangend
uitziet en dat reeds in het jaar 1889, dus vóór de instelling der
Commissie: «Ontginning», ernstige pogingen aanwendde om tot
eene betere verdeeling te geraken. In een adres van 20 Mei 1889
toch richtten vele landeigenaren van Ballum (Ameland) een daartoe
strekkend verzoek aan Gedeputeerde Staten van Friesland,
Zooals bekend is bestaat in den boezem der Commissie geschil
over de toepassing der Onteigeningswet bij ruilverkaveling. Zonder
ons een oordeel aan te matigen over dit verschilpunt, is bij ons de
vraag gerezen of de vrees voor inmenging van rechtbank en
advocaten wel gerechtvaardigd is; of dit bezwaar niet meer van
theoretischen dan wel practischen aard zal blijken te zijn.
Bij een goed voorbereid en met zorg uitgevoerd plan van
ruilverkaveling zal door de vele gelegenheid tot reclame (o. i. te
veel) en de uitgebreide controle op de uitvoering, het begaan van
ernstige fouten vrijwel uitgesloten zijn en daarom schijnt de kans
voor den onwillige in een aan te vangen proces overwinnaar
tè blijven, al zeer gering. Te geringer, nu de procedure alleen
het meer of min en niet de zaak zelve zal mogen raken. Met
deze wetenschap voor oogen zal men zich wel goed bedenken
voor en aleer zich aan eene kostbare procedure te wagen.
Voor de juistheid dezer conclusie vermeenen wij ons te mogen
beroepen op de navolgende voorbeelden, ontleend aan eigen
praktijk.
Bij de markverdeeling van Ballum en Hollum moest de eeuwen-
hangende rechtskwestie tusschen de beide daarbij betrokken dorpen,
of de zoogenaamde Ommelanden als zoodanig of alleen als inge
zetenen gerechtigd waren, worden uitgemaakt (M. V. B. en H.
blz. 74). De Rechter-commissaris besliste in laatstgemelden zin.
Zooals bekend is, is omtrent deze uitspraak beroep op de Recht
bank toegelaten. Aan eene procedure waagde men zich echter niet.
Bij diezelfde markverdeeling werden twee reclames ingevolge
art. 25-2e lid der Markenwet ingebracht. De eerste betrof de
schatting van een zeker blok; de tweede de splitsing van een
schattingsblok, 't welk zoodanig in 3 kavels was verdeeld dat den