!Ó5
een al de goede gron'd, den ander juist de slechte van dit blok
ten deel zou vallen.
Het eerste bezwaar werd uit den weg geruimd door een ver
rekening in geld, aan het tweede werd tegemoet gekomen door
eene kleine wijziging der drie kavels.
Tegen de eigenlijke verkaveling en toedeeling werd geen enkel
bezwaar ingebracht. (M. Y. B. en H. blz. gg).
Yan een beroep op de tusschenkomst der rechtbank, waartoe
de Markenwet de gelegenheid openstelt, was geen sprake.
Bij de later gevolgde markverdeeling der gemeene weide van
Nes op Ameland werd door de rechthebbenden in een bepaald
blok bezwaar gemaakt tegen de verkaveling te hunne name. Ter
wille van den voor 't gebruik meest geschikten vorm, was de
lengte der kavels wat kleiner en de breedte iets grooter genomen
dan oorspronkelijk de Commissie zich die afmetingen had gedacht.
En zonder te overwegen, of de uitgevoerde verkaveling niet
gunstiger van vorm was, werd tegen de verdeeling geprotesteerd
alleen omdat de oorspronkelijke bedoeling niet juist zou zijn weer
gegeven. Het mocht evenwel gelukken de reclamanten tot beter
inzicht te brengen en inmenging der rechtbank werd voorkomen.
En nu is deze gunstige uitkomst van beide omvangrijke mark-
verdeelingen, bij welke eerste ongerekend de medeeigenaren, een
230-tal gerechtigden en bij de laatste een 56 tal gerechtigden
waren betrokken, niet te danken aan het feit, dat Ameland's be
volking bij uitzondering een afkeer zoude hebben van procedeeren.
Integendeel; cle vele ten allen tijde gevoerde (ook omvangrijke)
processen, zoo tusschen de eilandbewoners onderling als met den
Staat, bewijzen hun voorliefde voor rechtsgedingen. En die neiging
is verklaarbaar. Door alle tijden heen was het eiland Ameland
zelf een twistappel tusschen kloosters, Camminga's, DuitsChe keizers,
Staten van Holland, Staten van Friesland, e. a.
De praktijk sterkt ons in het vermoeden, dat bij eene ruil
verkaveling in 't algemeen zelden onteigening zal noodig zijn.
Van meer belang dan deze in de Commissie gevoerde strijd,
schijnt ons de vraag;: in hoeverre het in de toekomst doenlijk
zal blijken, de door ruilverkaveling in het leven geroepen gunstige
economische toestanden te handhaven.
Ter beantwoording van deze vraag, meenen wij weer te moeten
stilstaan bij de redenen die hebben geleid tot de nu in vele