Mr. Valckenier Kips kiest onomwonden de partij van de
minderheid.
Schrijver geeft toe, dat de vraag voor discussie vatbaar is, gaat
zelfs zoover te erkennen, dat de interpretatie van de grondwettelijke
bepalingen omtrent onteigening, door de meerderheid der Commissie
gevolgd, te verdedigen valt, maar hij stelt daar tegenover dat
die opvatting niet de eenig mogelijke is en dat de procedure
voor den burgerlijken rechter waaraan naar die meerderheid
meent, niet te ontkomen valt, in de Grondwet nergens is voor
geschreven. Zijns inziens kan er geen redelijken twijfel bestaan
aan het recht van den wetgever, die procedure uit te schakelen.
Dat ruilverkaveling onteigening zou zijn, zooals van gezag
hebbende zijde wel beweerd is, kan hij niet toegeven. Hij zegt
(pag. 260):
«Onteigening is zonder twijfel een publiekrechtelijk proces,
«waarbij de gemeenschap, uit hoofde van het haar toekomende
«hoogere recht over den grond, den eigendom daarover, die van
«haar was uitgegaan, weder tot zich neemt. Bij ruilverkaveling
«daarentegen ruilen particuliere personen hun grond onder elkander
«en is het het algemeen belang (dat trouwens bij onteigening
«rechtsgrond is), dat de Overheid noopt bij dit proces helpend en
«daarna, zoo noodig, dwingend op te treden.
«Het absoluut publiekrechtelijke karakter blijft aan onteigening
«eigen, zelfs indien zij niet «ten name» van een publiekrechtelijk
«lichaam geschiedt.
«Zelfs indien een spoorwegmaatschappij als onteigenende partij
«optreedt, doet zij dat als orgaan van publieken dienst, door de
«Overheid als zoodanig gemachtigd; terwijl bij eene ruilverkaveling
«wel het algemeen belang motief is, maar alle betrokkenen geen
«oogenblik het karakter van particuliere personen verliezen».
«Bij ruilverkaveling als zoodanig, heeft geen oogenblik overgang
«van den eigendom aan de Overheid, of wie namens haar optreedt,
«plaats».
Op pag. 262 lezen we:
«Bij onteigening is er dus overgang van het goed in handen
«van de Overheid of in handen van wie namens haar als gemachtigde
«optreedt. Bij ruilverkaveling is er overgang van het goed uit
«handen van den eenen particulier in die van den anderen».
In zijn helder betoog legt schrijver den vinger op een zwakke
i/8