aan k -f- q. Wanneer we de waarde, die de grootheid p in het
punt B aanneemt, door t voorstellen, vindt men uit (38) en (39)
door p t te stellen
l=klog(t+\/ 7+72) k2- tf (40)
k-\- q k\/ 1 p L&Pf (41)
Verder is bekend de lengte 2 s, die de meetveer A C B hebben
zou als ze niet gespannen was; het is nl. deze lengte (en niet de
werkelijke lengte 2 s'), die op de verdeeling der meetveer wordt
afgelezen. Nu is, zooals reeds is opgemerkt, het gewicht van
het stuk van de meetveer tusschen C en P gelijk aan de verticale
ontbondene der spanning in P, dus gelijk aan H tg cp Hp.
Daar het gewicht per c.M. van de oorspronkelijke lengte G be
draagt, is de oorspronkelijke lengte van den boog C P gelijk aan
Voor de oorspronkelijke lengte r van den boog C B vindt
men dus:
s k t. (42)
Deze vergelijking is onafhankelijk van de wet, volgens welke
de lengtevermeerdering met de spanning samenhangt.
Wij hebben nu uit (41) en (42) de grootheden k en t op te
lossen. Gesubstitueerd in (40) vindt men dan den gevraagden
afstand 2 I van A en B. Men kan t gemakkelijk uit (41) en
(42) elimineeren door (41) te schrijven in den vorm
k q=Y k2 k2 f2 jk2 t
waaruit dan lettend op (42) onmiddellijk volgt:
k 1 Vk2 i-2 -f- j s2f (43)
Stelt men
1 SV= (44)
dan gaat de laatste vergelijking over in:
k q' Vr k2 j2> (45)
waaruit volgt:
k f— (46)
229
j-2n"2