!ï7 H 37©5 i7e' logr_7 C 27V- >°s 7=7 -(49) dA 2 s s2 f q'2J A' log !JL. dq q q 2 s q Daar verder q' q \s2f is, vindt men: 2 A0 -j- (q q) A'0B0f— log I j2 (£1 tog £±A f+ q sq 2 V q q2 0 j q) dust s-\-q (s2(s2-\-q2) J Door de beide termen naar opklimmende machten van in reeksen te ontwikkelen vindt men: Met verwaarloozing van hoogere machten van f is de gevraagde afstand: '•3 3-5 5-7 7-9^' fs (50) Noemt men de relatieve doorzakking en de correctie per lengte-eenheid van de ongespannen meet veer de relatieve correctie, dan blijkt: Terwijl de relatieve correctie alleen tengevolge van de door- zakking slechts van de relatieve doorzakking afhangt, hangt de relatieve correctie tengevolge van de uitrekking, behalve van de relatieve doorzakking, van de lengte van de meetveer af en wel zoo, dat die relatieve correctie bij dezelfde relatieve doorzakking aan de lengte van de meetveer evenredig is. Bij dezelfde lengte van de meetveer is de relatieve uitrekkingscorrectie des te grooter naarmate de relatieve doorzakking geringer is (dus juist omge keerd als bij de correctie alleen ten gevolge der doorzakking). 231 I s(s2— q2) 1 2l^S-^=-q- 2l=2s\\ I I _L

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1910 | | pagina 237