41 ik overtuigd, dat, wanneer die heeren zelf ook den indruk hadden gekregen, dien de heer van Waterschoot van der Gracht blijkbaar heeft, dat hun salarissen in de latere jaren gemiddeld zijn achteruitgegaan, zij wel op een andere viool zouden hebben gespeeld dan tot nu toe. Maar de geachte afgevaardigde houde mij de opmerking ten goede, dat hij mijns inziens hier een merkwaardig staaltje heeft geleverd, hoe men de verschillende cijfers kan groepeeren. L'art de grouper les chiffress het zal misschien het gevolg zijn van de betrekking, die de geachte afgevaardigde in het dagelijksche leven bekleedt is den heer van Waterschoot van der Gracht inderdaad niet vreemd. Wat toch heeft hij gedaan? Hij is begonnen te spreken van een gemiddelde van de belooning van deze ambtenaren. Nu wensch ik er hem duidelijk opmerkzaam op te maken, dat dit allerminst opgaat, waar hij spreekt van een gemiddelde van vroegere jaren. Het is hem uit de notarieele praktijk wellicht nog beter bekend dan mij, dat het particuliere werk, dat vroeger heel wat opbracht aan die ambtenaren, toch zeker niet mede mag tellen om te zeggen, dat daardoor het geheele korps landmeters een gemiddeld inkomen had van zooveel als hij noemde, Want hoe ging het met dat particulier werk? Het waren tot 1877 uiterst weinig ambte naren, die met dat particulier werk werden bevoorrechthet waren n.l. in hoofdzaak de ouderen en zij die bij de particulieren en speciaal bij de notarissen een wit voetje hadden, die met dat particuliere werk werden begunstigd. Dat is geen praatje, maar inderdaad de geschiedenis. Het gevolg is dan ook geweèst, dat men daaraan een einde heeft moeten maken en nu gaat het toch niet aan om, waar een heel klein deel der landmeters zeer hooge emolumenten uit dat particulier werk trok, die emolumenten omslaande over allen, te zeggen: die heeren hebben bij elkander genomen vroeger gemiddeld een zoo hoog salaris gehad. Ik heb de cijfers ook eens gegroepeerd, maar ik ben tot een heel andere conclusie gekomen. De geachte afgevaardigde kwam tot een stijging der salarissen van ongeveer 2 pet., terwijl ik ben gekomen tot een stijging van minstens 27 pet. In 1875 waren er 130 landmeters: 50 van 800, 40 van 1000 en 40 van 1200, waarbij men daarenboven nog het particulier werk had. Onder de 40 van 1200 zullen er misschien een 10-tal zijn geweest die een hoog bedrag hadden aan emolumenten van particulier werk, en die dus een hoog salaris maakten. Toen is de regeling gekomen van 1877. De traktementen werden toen in plaats van 800 en 1200 als minimum en maximum, gebracht op een minimum van 1200 en een maximum van 2200, met behoud van particulier werk. Men had toen 165 land meters. In 1891 is dit eenigszins veranderd, omdat men er toen de ad- spirant-landmeters, waarop de geachte afgevaardigde doelde, bij heeft

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1910 | | pagina 41