METHODE VAN DE KLEINSTE VIERKANTEN.
Voorwoord.
Bij het verschijnen in dit tijdschrift van eenige aanteekeningen
over de waarschijnlijkheidsleer en de foutentheorie, waardoor de
grondslag gelegd werd voor de methode van de kleinste vier
kanten, heeft de belangstellende lezer zich allicht de vraag ge
steld, of ze gevolgd zouden worden door eene ontwikkeling van
de vereffeningsmethode zelf. Volledigheidshalve verdient dit zeker
aanbeveling, en aangezien de door mij over dit onderwerp ver
zamelde aanteekeningen uit dezelfde studiejaren 1888/89 en
1889/90 dateeren, vormt het volgend opstel één geheel met het
voorafgaande; daarin toch worden behandeld eenige van die
vraagstukken, welke van meer practisch belang voor den land
meter zijn. Moge het tevens beantwoorden aan het daarmede
beoogde doel, n.l. een beknopt overzicht te geven van den leer
gang, die destijds door Professor Dr. Ch. M. Schols aan de
Polytechnische School gevolgd werd.
Directe waarnemingen met gelijk gewicht.
Behandelen wij eerst het vraagstuk van de directe waarnemingen
met gelijk gewicht; dat zijn waarnemingen, waarbij de groot
heden rechtstreeks en met gelijken graad van nauwkeurigheid
gemeten worden.
Stel een afstand tusschen 2 punten gelijk P. Is nu die afstand
P een zeker aantal bijv. n malen waargenomen, en heeft men
daarbij gevonden de waarden p\, p% pndan is de meest
waarschijnlijke waarde voor P, zooals 't gezond verstand zegt:
«de som van alle waarnemingen p, gedeeld door hun aantal», of
in formule:
P
n
Ook door afleiding kan deze formule worden gevonden.