1 \m /r 2 rr) Nu is Iy.1 constant, stel A. Substitueert men deze waarde, en ook voor X\x2 x„ hare waarden, dan gaat de teller over in: (a - n (a - p'f (pn - py j A. dxj, dx2 dx„e [(form, i.) In de laatste uitdrukking ,is P door P vervangen, en wel, omdat wij de werkelijke waarde P niet kennen, doch daarvoor nemen de meest waarschijnlijke waarde PDus kennen wij ook de ware fouten X\, x2 xn niet, daar X\ p\ P enz., doch vindt men de schijnbare fouten in de waarnemingen, door van ieder der waargenomen grootheden p\, p2 p„ af te trekken de meest waarschijnlijke waarde voor P. Stelt men deze fouten voor door x'\, x'2 x'n, dan is: =P-P x'2 =p2— P Formule I wordt dus zoo groot mogelijk, als de exponent in den noemer zoo klein mogelijk wordt, dus: (/i P)2 p2 P)2 (P" P)2 minimum. Opdat deze uitdrukking een minimum zij, moet de afgeleide gelijk nul gesteld worden, zoodat men krijgt: 2 - P) 2 (p2 - P) 2 (P„ - P) O, waaruit: n P p\ -f" pi dus: p _^p\p2pn S/ n n waarmede is aangetoond, dat het arithmetisch gemiddelde der verschillende waarnemingen de meest waarschijnlijke waarde voor de onbekende grootheid P oplevert. Ter bepaling van de middelbare fout M in P zullen wij kort heidshalve verwijzen naar het daaromtrent behandelde bij de theorie der fouten onder het hoofd «Functies van door waarne ming bepaalde grootheden», waar verkregen werd: m V n 63 x'„ =p„ P M= -j-.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1910 | | pagina 65