79 ernstig. Men heeft daardoor den misleidenden schijn opgewekt, dat die stip eenige grootere nauwkeurigheid aan de ligging der monding van de Djoeka- kreek verleende. Maar toch behoeven de gevolgen van deze belachelijke dom heid niet van belang te zijn. De Djoekakreek is een vast punt aan een rivier, bekend bij allen en waarover op het terrein geen kwestie kan ont staan; dat niet verplaatst kan worden en dat geen liggingsverband wijzigt. Geheel anders is dit echter met de tweede aanvulling die slechts een week oud is. Bij G. B. van 25 November jl. werd de kaart aangevuld „met een stip, te plaatsen op het punt, gelegen ten Westen van de Boven Marowijne of Lawa, dat volgens de kaart van uitmeting van den beëedigden landmeter in de kolonie Suriname J" A. Polak dd. 13 Januari 1894, bereikt wordt door achtereenvolgens uit te meten i°. eene lijn, gaande van de monding van de Drietabbetjekreek naar het Zuidwesten en lang 2200 M. 2°. eene lijn gaande naar het Zuidoosten en lang 27700 M. en eene lijn, gaande naar het Zuidwesten en lang 29160 M. Welk een bewuste enormiteit begaan is door deze paal op de kaart te brengen met het doel haar als uitgangspunt voor in die streken uitge geven terreinen aan te wijzen, kan uit het volgende blijken. Ten eerste verkeert de Drietabbetjekreek in dezelfde conditie als de Djoekakreek. Zij werd ook maar zonder eenige opname schetsmatig inge- teekend. Hadde men dus een paal op de kaart gebracht die aan de monding der Drietabbetjekreek lag, of in een punt, waarvan de ligging nauwkeurig bepaald was ten opzichte der Djoekakreek, dan ware in het eerste geval eenvoudig dezelfde dwaasheid uitgehaald als met de paal bij de Djoekakreek, en in het tweede geval had men de enkelvoudige fout in de ligging der monding van de Drietabbetjekreek ook meer naaj: het binnenland overgeplant. Maar zooals het nu is, is de zaak erger. Het op de kaart gebrachte punt is niet zuiver bepaald ten opzichte van de evenmin op de kaart nauwkeurig aangeduide monding der Drietabbetjekreek. De fouten zijn van velerlei aard. Ten eerste is er gemeten met een ketting van gegalvaniseerd ijzerdraad ter lengte van 20 M. De meting liep over sterk geaccidenteerd terreinjuister, over een aan eengesloten reeks heuvelruggen, langs een ruw en hobbelig pad, dat men zich met het kapmes in handen moest openen. De lichtbuigbare ketting buigt, krijgt kronkels, wordt in vliegende haast gesleept door ongeoefende helpers, terwijl de landmeter achter zijn instrument richt. Over den meet-weg liggen de omgevallen boomen gezaaid; stronken

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1910 | | pagina 81