82 Nemen wij hetgeen echter te gunstig is, de door ons veronder stelde fout van '1° (voortvloeiende uit opstellen, richten en aflezen) geheel in het nadeel der miswijzing, dan wordt de totale fout, in de richting gemaakt, 30. Wij berekenden reeds boven dat de ZW. lijn verminderd moest worden met 391 M, dus gesteld op 31360.391 M. 30969 M., terwijl de ZO. moest worden 27700 M. 346.25 M. 27353.75. Op deze afstanden geeft een afwijking van 30 belangrijke verschillen. De boussoles der firma Kipp en Zonen wijzen in den regel N.W. azimuths aan. Dit zal zeker ook het geval geweest zijn met de boussole (tranchc-montagno Kipp N?, 2725) door Kapitein, Hinrichs gebruikt voor zijne astronomische azimuth-bepalingen. Daar de door hem gevonden correcties alle positief waren, blijkt daar uit dat het eindpunt van de in 1894 getraceerde Z.O. grenslijn van de concessie der Compagnie des Mines d'Or, Zuidelijker (juister ZtW.) valt, dan behoorde. Het verschil bedraagt sin 30 X 30969 M. 1620.9 M. Evenzoo ligt het eindpunt der Z.O. lijn veel Westelijker: sin 30 X 2735375 M. 14317 M. Deze verschillen moeten vermeerderd worden met de reeds gevonden waarden van 346.22 en 391 M. wegens fouten in de meting met den ketting. De verschillen in de lengte, ontstaan door de afwijking van 30 verwaarloozende, kan veilig aangenomen worden dat de paal door den landmeter Polak in 1894 gesteld op een der hoekpunten van het terrein der Cie des mines d'Or verschilt met de op de kaart gebrachte stip: in Zuidelijke richting 1620,9 M. 346.25 M. 1967 M. (afgerond) en in Westelijke richting 7431.7 M. 391 M. 1823 M. (afgerond). Deze verschillen zijn die, welke door het Bestuur konden geweten worden. Zij kunnen in werkelijkheid nog aanzienlijker zijn, omdat, zooals wij reeds zeiden, van de ligging der Drietabbetjekreek niets met zekerheid bekend is, aangezien ze niet bepaald werd. Niet te ontkennen valt het dat met de bedoelde paal van de Cie des Mines d'Or op de kaart te brengen, het Bestuur een groote, opzettelijke domheid heeft begaan. Het moest weten dat die meting niet anders geschieden kon, dan door ons beschreven is. Zoo was de usance. Er zijn hierbij geen speciale fouten van den uitvoerenden landmeter aan te wijzen. Hij behoorde tot de beste, de meest conscientieuse. Een fijner meting kon hij niet uitvoeren, omdat de betrokken goudmaatschappij niet in staat zou zijn de kosten eener eenigszins nauwkeurige meting in die afgelegen wildernissen te bestrijden. Wij zijn dan ook overtuigd er van, dat de heer Polak, een kundig landmeter, zelf wist hoe weinig zijne meting die, zooals alle boschmetingen tot nu in de kolonie, enkel ten doel had een compromis daar te stellen geschikt was om op de kaart

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1910 | | pagina 84