84
LANDMETERS EN ADJUNCT-LANDMETERS BIJ HET KADASTER
IN NEDERLANDSCH-INDIË.
18 Febr. 1910 Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods Koningin
n°. 60. der Nederlanden, Prinses van Oranje-nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Koloniën, van 15 Februari
1910, afdeeling D., n°. 9;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Met intrekking van het- Koninklijk besluit van- 21 December 1882
n°. 19 Indisch Staatsblad 1883, n°. 121), zooals het is gewijzigd bij de
Koninklijke besluiten van 29 November 1886 n°. 28 Indisch Staatsblad
i88y, n° 19) en 25 Februari 1899 n°. 42 Indisch Staatsblad n° 153), vast
te stellen de volgende
BIJZONDERE VOORWAARDEN van benoembaarheid tot adjunct-
landmeter en landmeter bij het kadaster in Nederlandsch-Indië.
Artikel 1.
Behoudens het geval, bedoeld in artikel 5, zijn benoembaar:
I. tot adjunct-landmeter bij het kadaster in Nederlandsch-Indie, zij die
voldaan hebben aan een der volgende examens:
a. het examen voor adspirant-landmeter bij het kadaster in Nederland;
b. het eindexamen eener hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus
in Nederland of in Nederlandsch-Indië, indien daarbij in de afdeeling
wis- en werktuigkunde niet minder dan het cijfer 6 of het praedicaat vol
doende is behaald;
c. het examen voor adjunct-landmeter volgens het aan dit besluit ge
hecht programma A;
mits zij den leeftijd van 18 jaren zijn ingetreden en den vollen ouderdom
van 24 jaren nog niet hebben bereikt en uit een van Regeeringswege
ingesteld geneeskundig onderzoek is gebleken, dat zij voor den dienst bij
het kadaster in Nederlandsch-Indië physiek geschikt zijn.
De sub c vermelde personen worden slechts benoemd voor zoover op
het tijdstip, waarop het examen voor adjunct-landmeter wordt uitgeschreven,
het vereischte aantal adjunct-landmeters niet kan worden verkregen door
aanstelling van personen als bedoeld sub a en 4;
II. tot landmeter bij het kadaster in Nederlandsch-Indië:
zij die voldaan hebben aan het examen voor landmeter volgens het
aan dit besluit gehecht programma B.