87 B. V. De meetkunde. Grondige kennis van de meetkunde, van het platte vlak, van de gonio metrie en de rechtlijnige driehoeksmeting. Kennis van de voornaamste stellingen uit de meetkunde der vlakken, inzonderheid van de meetkundige eigenschappen van den bolvormigen driehoek. Eenige kennis van de bolvormige driehoeksmeting en van de beschrij vende meetkunde. VI. De natuurkunde. Voldoende kennis van de hoofdstukken over de zwaartekracht, de magneetkracht, de warmte en het licht, om de inrichting en het gebruik der verschillende meetinstrumenten te kunnen begrijpen. VII. Cosmographie. Kennis van de beginselen der cosmographie, in het bijzonder kennis van de plaatsbepaling op aarde en aan den hemel. VIII. Schrift en teekenen. Het schrijven van eene nette en duidelijke hand. Eenige oefening in het schrijven van randschrift en het zetten van eenvoudige drukletters. Eenige bedrevenheid in het rechtlijnig en handteekenen en het gelijk matig leggen van tinten. Behoort bij het Koninklijk besluit van 18 Februari 1910 n°. 60. Mij bekend, De Minister van Koloniën, de Waal Malefijt. Progra?nma van het examen voor laiidmeter bij het kadaster in Neder- landsch-bidië. I. Kennis van instrumenten. De inrichting en vereischten, het gebruik en de regeling van de hoek en andere instrumenten, die bij de kadastrale metingen, het waterpassen, de samenstelling van kaarten en de berekening van inhouden worden gebezigd. II. De landmeetkunde. Grondige kennis van de verschillende methoden welke bij het opmeten, in kaart brengen van terreinen van verschillende gesteldheid en uitgebreid heid kunnen worden gevolgd, en van de hulpmiddelen, waarmede daarbij voorkomende hindernissen en moeilijkheden kunnen worden overwonnen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1910 | | pagina 89