108
Voorbeeld, x log o,22 0,2De grondtallen zijn resp.
gelegen op de loglog-schaal en op de log log)-schaal. Men
brengt een van beide op de andere over, door van een van beide
de omgekeerde waarde te nemen, en van zijn exponent het
teeken om te keeren.
2X o,5 r, zoodat men x bepaalt volgens 0,5 0,21
—-*=2,32
zoodat x 2,32.
0,5 0,2
Voorbeeld. x log 0,257; 9X °>257 - Weer zijn de grond
tallen resp. grooter en kleiner dan 1; men neemt gx 0,111 -r-
De omgekeerde waarde wordt bepaald op de wijze aangegeven
sub a, 4. Nu is 0,111 - 0,257' en daar x kleiner dan 1
blijkt, probeert men te stellen
100 x 61,8 100
0,111 100 r 0,257 100
0,257 0,111
zoodat 100 x 61,8 en x 0,618
b, 2- Bijzonder geval c 1, b e. Nu is a ex oi x l a.
Op de log log-schalen is de functiewaarde van het argument
£=2,718 en op log log)-schalen die van het argument 1
door eene afzonderlijke deelstreep aangewezen; het bepalen van
de natuurlijke logarithmen is een der belangrijkste toepassingen
van de dubbel-logarithmische schalen.
Voorbeeld. x l4; ex 41; 2,718* 4'
1 1,386
e 4
b, 3. Bijzonder geval c 1, b 10. Nu is a iox of
x log a.
Voorbeeld. ^r log4; 10^ 4'; ioIOO-* 4'
100 X 60,2 IOO 60,2
X 0,602
4 10 100
Bij het bepalen van de gewone logarithmen (zie ook pag. 111
sub a, 3) van getallen <10 en <0,1 reduceert men door ver
plaatsing van het decimaalteeken die getallen binnen genoemde
grenzen, om den wijzer afzonderlijk te bepalen. Men werkt dan
met de schaaldeelen, waar de argumenten het minst opeengehoopt
zijn, daardoor de nauwkeurigheid verhoogende.
I
2
9
IOO