voorgaande lengteëenheid zijn geschoven. (Zie eene andere op
lossing sub b, 5).
b, 5. Bijzonder geval a o, c 1log x b.
Leest men log x o log 1 b, en stelt men dus 1 der
log-schaal met b der «/-schaal correspondeerend, dan blijkt de
log-schaal ontoereikend tegenover der «/-schaal, waarom men
de log-schaal ten opzichte der «/-schaal in de voorgaande lengte
eenheid brengt, die de argumenten 1 tot 10 doet overgaan in
0,1 tot 1. De onderlinge verschuiving komt hierop neer, dat
men het argument 10 der log-schaal met b doet correspondeeren.
Voorbeeld, log 7,632110= 2,3679 log x' log x -f- 2
0,3679
o 0,3679 0,4285
0,4285 I
(Vergelijk het voorbeeld sub b, 4).
C. Gegeven X\ a, *2 b onder voorwaarde b1> a; ,'/2
V\ log b log a log
d. Gegeven yx a, y2 b, onder voorwaarde b a\ log %2
b a.
e. Gegeven xx a, b of *2 a, y2 blog b.
f. Gegeven xx a, y2 b of x2 a, V\= b; log b—H.
Voor tegengestelde schalen (zie pag. is e. log x2 e- log X\
s- y2'J\ of log x2 log *1 -f- y2, waarbij met y2 en x2
met yx correspondeert.
De gewone rekenlineaal heeft evenals de meeste andere, die
de schaal g(y) y op de rugzijde der tong hebben, bedoelde
schalen tegengesteld (en verschuifbaar). Ter bepaling van de loga-
rithme van a stelt men het linker tongeinde (onderzijde) met a
der log-schaal correspondeerend om de correspondente van 10
dier log-schaal (inkervings-index) af te lezen op de «/-schaal.
Omtrent de wijze, waarop bedoelde correspondenties worden ge
constateerd zie pag.
Op de drie-schalige lineaal is voor beide schalen een verschuif
baar en een onverschuifbaar gelijkgericht paar voorhanden; wan
neer men yx—o, X\ 1, en x2 a neemt, wordt y2 bepaald uit
I 12
,nn 0,004285
X\
X
CV
X