"3
log y2o of log a y2. Ter bepaling van de logarithme
van a leest men op het onverschuifbare schalenpaar van a der
log-schaal de correspondente op de «/-schaal af. Omkeering der
lineaal is hierbij niet noodig.
In het bijzonder voor machten en wortels met eenvoudige
exponenten grooter dan 4 is dit schalenpaar van toepassing.
Voorbeeld. V 14.32 x. Men leest af log 14,32 log 1,432 1
0.156+1 1,156; daaruit volgt uit het hoofd log iV 14,32
0,2312 en bij 0,2312 vindt men het getal 1,705.
Sommige lineaien hebben eenen looper, die voorzien is van een
neusvormigen index, die met de indexstreep van den looper de
correspondentie van o der lineaire verdeeiing op de schuine
voorkant met het beginpunt der log-schalen aangeeft. Ter be
paling van machten of wortels als boven bedoeld, kan men de
logarithme van het grondtal, zij het dan ook met eene nieuwe
eenheid, meten en met den exponent vermenigvuldigen of daar
door deelen.
Opmerking. Combinatie twee aan twee van overige schalen
der drie-schalige lineaien geeft gelegenheid tot berekening van
diverse vormen.
Voorbeeld, x 615 127Men heeft 2? (615 13)19; nu wordt
log 615 13 bepaald door overgang (met behulp van den looper)
van 615 der randschaal der eerste wang op de randschaal der
tweede wang: log 615 13 0,930. Voorts uit het hoofd lh log
615 13 0,1033 en hieruit 615 1 27 1,269.
6. Schaal voor f xlog x en schaal voor g (cp) log sin p.
Bij de schaal voor log sin cp, bedoeld op pag. 59 sub b„ behoort
eene schaal voor log x, die eveneens twee lengteëenheden omvat.
Voor twee paren correspondeerende argumenten xi, (pi en xi, Ó2
heeft men s. log x2 e. log x\ slog 100 sin p2 e. log 100 sin p,
of in den normalen vorm De scheidingslijn der
sin cp, sin p2
beide schalen kan weder als breukstreep tusschen de correspon
deerende argumenten worden opgevat.
a, Gegeven x\—a, xi b en p x, daarbij voor p nemende
pi °f p2> naarmate x correspondeert met de kleinste of de grootste
b a
der waarden a en b. Nu is sin p sin x resp. sin p ~r sin x
a 0