voor invoering eener driejaarlijksclte periodieke verhooging der traktementen en werd in een bijgevoegde berekening duidelijk gemaakt, dat mocht Z. Exc. ook hiervoor niet te vinden zijn de driejaarlijksche periodieke verhooging van i Juli igio af kon plaats hebben zonder verhooging der begrooting, tengevolge waarvan voorloopig reeds vele landmeters gebaat zouden zijn. Dezelfde becijferingen werden vóór den aanvang der 2e Kamer zitting van 15 December aan Z. Exc. ter hand gesteld. Niettegenstaande het 2e Kamerlid Mr. J. Limburg een lans brak voor de landmeters van het kadaster (zie Tijdschrift jaargang 1909 blz. 293), bleef Z. Exc. staan op zijn eens ingenomen stand punt. Den 21 steil December werd aan den heer Mr. Limburg een dankschrijven gericht, waarin de belangen der landmeters ook voor de toekomst aan Z. H. E. G. werden aanbevolen. Toen ondanks tusschenkomst van Tweede Kamerleden alle pogingen om den Minister een aanvullingspost op de begrooting te doen plaatsen mislukten, heeft 't Bestuur gemeend alle zeilen te moeten bijzetten en zich gewend tot de Eerste Kamer, Aan den heer Mr. W. S. J. van Waterschoot van der Gracht, lid der ie Kamer werden onze wenschen kenbaar ge maakt en werd de billijkheid hiervan in een uitvoerige Memorie, welke den 2 7sten Januari aan Z. H. E. G. werd aangeboden, betoogd. Uit menige conferentie, welke Voorzitter en Secretaris met den heer van Waterschoot van der Gracht hadden, bleek dat deze volkomen beaamde de billijkheid onzer wenschen. Daar in 't voorloopig verslag der Commissie van Rapporteurs van de ie Kamer der Staten-Generaal gezegd werd, dat de traktementsregeling der landmeters van het kadaster dagteekende van 1875, werden de heeren Dr. J. Woltjer en Mr. van Waterschoot van der Gracht, ie Kamerleden op deze onjuist heid gewezen bij een brief van 6 Februari, inhoudende dat sedert 1875 wel nieuwe regelingen werden ingevoerd, die een betere verdeeling der inkomsten beoogden, maar dat deze geen verhooging van minimum of maximum tengevolge hadden, veeleer het tegendeel, dat de vaste traktementen wel verhoogd waren, zooals Z. Exc. in de Memorie van antwoord (zie Tijdschrift jaargang 1910 blz. 34) beweerde, maar dat daardoor de inkomsten der landmeters niet vooruit, zelfs voor velen achteruitgegaan waren. 't Is bekend hoe schitterend de heer van Waterschoot van tl

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 11