lingen deel ik hier terloops mede, dat door mij op den omgang
van een toren, op een grondvlak van 80 c.M. vierkant een dergelijken
pijler van «6 Meter» hoog gebouwd werd, die weliswaar in twee
loodrecht op elkaar staande richtingen geschoord was, maar dan
ook bij dagelijksche controleering van een merk in het bovenvlak,
tot op «o, 1 m.M.» nauwkeurig dezelfde plaats bleef innemen, niet
tegenstaande hij beurtelings aan felle zon, regen en wind was
blootgesteld.
Nota. Bij waarnemingen wordt mijn theodoliet op het statief
geplaatst zonder andere verbinding daarmede dan een weinig was
onder de voetplaten; spiegeltjes boven de noniën geven gelegenheid
om, na het instellen, zonder verandering van plaats de beide noniën
af te lezen; het gaat even goed als met de loupe loodrecht
boven de noniën.
Jos. Bingen.
A nister dam Maart 1911
HOE MOETEN WE ONZE KOPIËERSPIEGELS
INRICHTEN?
Is het wel de moeite waard deze vraag neer te schrijven, laat
staan hare beantwoording te overwegen
De zaak is immers zoo eenvoudig mogelijk: een stuk spiegel
glas, groot genoeg om een kadastraal plan te kunnen bevatten,
dik genoeg om weerstand te bieden aan den druk van een op
zijn armen leunend persoon, een witte plank er onder, schuin,
450, hoek van inval gelijk hoek van terugkaatsing, en
timmerman, als je 't nu nog niet weet, kijk dan maar eens hier
naast, hierboven of hierachter en maak het ding maar net zoo.
Fiat! en in negen van de tien gevallen is 't mis.
Wat wenschen we? Immers een glas dat met zijn bovenkant
naar 't donker gekeerd, van onder veel diffuus, wit licht opvangt.
Die hoeveelheid licht hebben we liefst zoo groot mogelijk, d.w.z.
zoo groot als mogelijk zal zijn in verband met de omstandigheden
waaronder het venster voor hetwelk de spiegel geplaatst is, ten
aanzien van het daglicht verkeert. Aangezien nu die omstandig
heden niet voor alle vensters dezelfde zijn, ligt het al dadelijk
124