136 Zoo schrijft de landmeter J. de Wit d.d. 20 October 1845 aan den Ingenieur-Verificateur te Maastricht het volgende: Rotterdam, 20 October 1845. WelEDGHeer! Ik moet uwelEDG0'. ter kennis brengen dat er zich eene buitengewoone omstandigheid heeft opgedaan; namenlijk, er zijn 20 Landmeters gevraagd om eenige buitegewoone werkzaamheden te gaan verrigten in Engeland, wegens het aanleggen van ijzeren Spoorwegen, onderwelk getal ik ben ten overvloeden naar 'S hage, geweest om erbuiten te blijven, doch er was niets aan te doen de Minister heeft aan allen een verlof verleend tot den 30 No vember aanstaande als dan moet de geheele expeditie zijn afge- loopen. Wij vertrekken morgen vroeg om zeven uren met de Stoomboot naar Londen, alwaar wij onze bestemmingen moeten afwachten. Na groete heb ik de Eer te zijn uwelEDGs. D. V. Dinaar in haast. S. DE Wit. De sterk toenemende afstand van grond in de buitenbezittingen doet de behoefte gevoelen aan uitbreiding van het Kadaster- personeel, dat eenige jaren geleden als gevolg van den overgang van de landrentemetingen op Java van het Kadaster naar den topographischen dienst niet onbelangrijk is ingekrompen. In den loop van dit jaar, in de maand Juni en Juli, zal, naar wij vernemen, gelegenheid worden gegeven tot het afleggen van examen van landmeter en adjunct-landmeter. Voorts is aan den Minister van Koloniën voorgesteld om bij de begrooting voor 1912 te rekenen op de uitzending van drie landmeters of adjunct-landmeters, werk zaam bij het Kadaster in Nederland. De chef van den kadastralen dienst, de heer G. F. Wiemans, heeft dezer dagen een dienstreis ondernomen naar de Lampongsche Districten, in het belang van de kadastrale opneming van de talrijke aldaar in erfpacht aangevraagde terreinen. (Java Bode)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 142