Evenwel twijfelde Z.H.E.G. met 't oog op 's lands financiën of
aan den geheelen wensch zou worden voldaan, doch meende
goeden moed te kunnen geven op driejaarlijksche verhooging met
een kleine maximum verhooging.
De heer Hoofddirecteur wees nog in enkele woorden op de
mogelijkheid of in de latere toekomst een hooger maximum voor
enkele oudere landmeters zou kunnen worden bepaald, mede als
tegemoetkoming wegens niet-benoeming tot Ingenieur-Verificateur.
Hierbij hadden wij de gelegenheid er op te wijzen, dat een der
gelijke verhooging bij keuze deprimeerend zou werken. Z.H.E.G.
was dan ook van oordeel, dat als ooit dit denkbeeld werd uit
gevoerd die verhooging bij anciënniteit moet worden verleend.
Bij den minister werden de driejaarlijksche verhooging en ver
hooging van het aanvangs- en maximum-traktement besproken,
betoogd werd dat de beide laatste waren gedaald vergeleken bij
1877. Ook werd er op gewezen, dat driejaarlijksche verhooging
alléén voor velen geen voordeel oplevert.
Al spoedig bleek dat Z. Exc., ofschoon hij zeide het geld wel
te willen geven indien hij het had, geenszins van plan was aan
al onze wenschen te voldoen. Z. Exc. meende het voorbeeld tot
bezuiniging te moeten geven.
In den loop van het onderhoud werd ook nog door ons er op
gewezen, dat uit het weinig in 't publiek bespreken van onze
positie niet moet worden afgeleid, dat de landmeters tevreden zijn;
na de vele teleurstellingen der laatste jaren waren ze zeer ongeduldig
geworden, waaraan ook is toe te schrijven, dat behalve het ver
zoekschrift der Vereeniging nog een ander is ingezonden.
Ten slotte zei Z. Exc.; »Toch hoop ik dat er eerlang reden mag
zijn, dat ik de heeren hier terug zie om mij te komen bedanken«.
Den 15den Juni werd een uitvoerig schrijven gericht aan den
heer Mr. Limburg, lid van de Tweede Kamer, waarbij betoogd
werd, dat de traktementen in de laatste jaren niet zijn toegenomen,
zelfs achteruitgegaan, wat minimum en maximum betreft en dat de
invoering van den driejaarlijkschen termijn alleen niet meer vol
doende is, daar een groot aantal landmeters hiervan niet zullen
profiteeren. De belangen der landmeters werden opnieuw in den
steun van Z.H.E.G. aanbevolen.
In 't afgeloopen jaar werden aan de Vereeniging twee leden
door den dood ontrukt,
14