150
mede samenvallend; de punten van het driehoeksnet waren niet
meer tastbaar aanwezig, zoodat het zeker van belang was, de
gelijknamige punten te bepalen, omdat deze nieuwe punten voor
verdere metingen dienst deden of later het gevaar zouden opleveren
voor het oorspronkelijke driehoekspunt gehouden te worden.
In een noot in Deel II wordt vermeld, dat in Mei 1909 de
gebouwen waarop de driehoekspunten Doesburg, Enkhuizen;
Harderwijk, Monster, Oirschot, Westkapelle en Zaltbommel voor
komen, verbouwd worden en dus de omschreven punten niet meer
aanwezig zijn.
Het hoofddriehoeksnet zou blijkens het voorgaande wel als
geheel ontwricht te beschouwen zijn, indien de driehoekspunten
op bouwwerken niet verzekerd waren geweest door bizondere
vastleggingen.
Tegelijk met de aanname van zoo'n driehoekspunt werd het
vastgelegd ten opzichte van een merk, dat bij veranderingen van
het bouwwerk niet van plaats verandert. Ten opzichte van deze
vastlegging kon men dan steeds de plaats van bestaande toren-
punten bepalen. Bij het werk van het hoofddriehoeksnet is ten
duidelijkste gebleken, dat veranderingen aan torens niet slechts
enkele malen, maar geregeld voorkomen. De torens waarop
secundaire punten van den 2den rang voorkomen, deelen het
zelfde lot.
De Rijkscommissie deelt in haar schrijven aan Uwe Excellentie
d.d. 21 April 1910, N°. 1901 mede dat zij «geen vrijheid vindt
«om aan Uwe Excellentie voor te stellen dat als algemeene maat-
«regel de secundaire punten van de 2de orde van vastleggingen
«worden voorzien en wel wegens de daaraan verbonden kosten,
«welke vermoedelijk een paar tonnen gouds zullen bedragen.»
Het ligt dus blijkbaar in de bedoeling der Rijkscommissie de
secundaire punten van de 2e orde niet van vastleggingen te voor
zien. Een eventueele verandering dezer punten zal dan alleen
uit informatie kunnen blijken doch de grootte der verplaatsing
kan dan niet meer gemeten worden, tenzijdoor een nieuwe
driehoeksmeting.
De eischen omtrent nauwkeurigheid laten niet toe dat het
meetkundig midden van het bouwwerk als driehoekspunt genomen
wordt; uit metingen blijkt juist dat de projectie van den top
slechts bij uitzondering in het midden van het grondvlak valt.