Van een groot aantal torens is op het oog waar te nemen, dat
het geheele metselwerk scheef staat; van andere, eveneens groot
in aantal, is de top of het kruis scheef en nu mag toch aange
nomen worden dat die torens en toppen eenmaal vertikaal stonden
en zij dus in den loop der jaren gingen overhellen.
Ditzelfde zal met alle torens, ook de nieuwere, in meerdere of
mindere mate het geval zijn. In den regel nemen deze geleidelijke
verplaatsingen niet die afmetingen aan, dat spoedig tot herstelling
moet worden overgegaan, echter zullen zij binnen een betrekkelijk
kort tijdsverloop een behoorlijke aansluiting tot een vruchteloos
pogen maken.
In al de gevallen van onverwachte vernieling (bijv. door brand
of instorten) of geleidelijke plaatsverandering van torenpunten,
moet het driehoekspunt als verloren beschouwd worden, wanneer
er geen vastlegging heeft plaats gehad, terwijl men de nauwkeurige
uitkomsten der driehoeksmeting onaangetast kan behouden, door
slechts te zorgen voor het behoud der vastleggingen.
Uit de opgaven betreffende verbouwingen of voorgenomen ver
bouwingen van torens, welke door de ingenieus-verificateur voor
kort zijn ingediend, kan blijken of deze verbouwingen veelvuldig
voorkomen. De geleidelijke plaatsveranderingen worden daarmede
niet geconstateerd, doch dat zij zeer talrijk zijn en voortdurend
plaats hebben, bleek reeds bij herhaling tijdens de waarnemingen
voor driehoeksmetingen.
Ten slotte moge hier nog gereleveerd worden, dat enkele drie-
hoekspunten samenvallen met weinig stabiele voorwerpen als
vlaggestokken, bliksemafleiders, enz., welke gemakkelijk verplaatst
kunnen worden. Uit dit alles mag worden afgeleid, dat een groot
aantal driehoekspunten binnen betrekkelijk korten tijd zullen ver
loren gaan of hunne betrouwbaarheid verliezen, zoodat het raadzaam
is om onverwijld en met kracht tot het vastleggen van alle
torenpunten over te gaan. Bovendien zal reeds nu bizondere
aandacht moeten worden gewijd aan de veranderingen, die de
betrokken bouwwerken sedert het begin der secundaire driehoeks
meting d. i. sedert 1898 na de bepaling van de bijbehoorende
driehoekspunten hebben ondergaan.
In hunne vergadering van 26 September 1.1 hebben zich de
leden der «Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde», na
beraadslaging ingeleid door den Heer P J. Hamelberg, met
151