i78
maar ontmoette daar iemand, zekeren Nagant, die vóór de schei
ding van België, «de noodlottige gebeurtenissen van 1830» zegt
het verslag, te Maastricht op de bureaux gewerkt had en begreep,
dat men daar om de kaarten verlegen zou zijn en deze gaarne
terugkoopen. Het duurde wel een maand, eer men in Maastricht
de zekerheid kreeg, dat het gestolene in handen van particulieren
geraakt was en dus geen nationaal gevaar meer dreigde. Dat
was al een heele verlichting voor den verantwoordelijken ambtenaar.
Den ien Juni 1833 schreef Nagant, dat de architect Perkin
de stukken bezat en ze wilde afstaan tegen 20 francs per plan.
Hij zou daarbij de kwitantie overleggen van het aan Sn ij kers
betaalde.
Nagant kwam, niet in Maastricht, daar wachtte hij zich wel
voor maar buiten de vesting op Belgisch gebied. Zoowel de
Hollandsche Officier van Justitie als de hoofdambtenaar van het
kadaster gingen met den afgezant spreken. Deze bijeenkomst
had het gevolg, dat de ontvreemde stukken teruggekocht zouden
worden. 31 Mei 1833 werden de ontvreemde kaarten aan een
der poorten der vesting gebracht en teruggegeven tegen ge-
reede betaling.
Snijkers had de ontvreemde kaarten voor 141 gulden verkocht
aan zekeren van der Molen. Deze had er 200 gulden voor
gekregen van den architect Perkin, terwijl de betrokken ambte
naar, uit wiens archief ze verdwenen waren, ze voor 380 gulden
had moeten terugkoopen.
Snijkers had het in hem gestelde vertrouwen schandelijk be
schaamd.
Het mooiste was, dat hij een paar dagen vóór zijne vlucht nog
eene verklaring «op timber» (op zegel) gekregen had «dat de
heer Snijkers, geboren te Eelen, sedert het jaar 1827 op het
bureau van het kunstmatige gedeelte van het kadaster is werk
zaam geweest en dat hij altoos zijn werk met vlijt en oplettend
heid heeft verrigt».
Hij beloonde de goedheid van zijn «overheid» slecht en naar
de overlevering zegt, is het hem in België later niet naar den
vleesche gegaan.
In Maastricht werden de kaarten later echter beter achter
slot gehouden.
A. F. van Beurden.