189 voldoende gewaarborgd geacht, dan blijft het toch bepaald af te raden de richtingen P\ Pi in dezelfde meting met de andere richtingen op te nemen. De reden daarvoor is gelegen in eene mechanische onvolkomen heid van den theodoliet, in het bijzonder van den kijker, zelfs bij de meest kostbare instrumenten. Meten we eenige richtingen in een horizontaal vlak, dan doen we eigenlijk niets anders dan het bepalen der verschillende standen van de vizierlijn, terwijl deze opvolgend naar de te bepalen punten ie VTof HaarViii nnndicr Hat He vizierliin denzelfden stand ten opzichte van de 2e as blijft innemen. Richt men nu beurtelings op voorwerpen, die veraf en dichtbij gelegen zijn, zoodat het oculair voor het scherpstellen der voorwerpen in- en uitgeschoven moet worden, dan verandert echter de onderlinge stand van vizierlijn en 2e as. Men kan zich daarvan gemakkelijk overtuigen op dezelfde wijze als men de vizierlijn ten opzichte van de 2e as regelt, n.l. door in twee kijkerstanden hetzelfde voorwerp in te stellen en dan na te gaan of de aflezingen op den rand 1800 verschil op leveren doet men dit nu ten opzichte van voorwerpen, die veraf of dichtbij gelegen zijn, dan zal men zien dat het verschil met 18o° voortdurend anders te voorschijn komt, zelfs wanneer men na eenige verwisseling der voorwerpen weer tot eenzelfde voorwerp terugkeert. Stel dat de mechanische as van den kijker niet volkomen lood recht staat op de 2e as van het instrument, dat we de vizierlijn, voor het oculair op oneindig, wel loodrecht op de 2e as stellen en dat de vizierlijn en de mechanische as onderling daarbij bijv. een hoekje d maken, schuiven 'we nu het oculair uit, dan ver andert het hoekje d regelmatig en wel in omgekeerde rede met den afstand van het objectief tot het diaphragma. Staat echter de mechanische as van den kijker volkomen lood recht op de 2e as, dan valt eene geregelde vizierlijn met de mechanische as samen, maar dan hebben we nog erop te rekenen, dat het uitschuiven der oculairbuis niet evenwijdig aan die assen plaats heeft en dat zelfs bij de minste speling tusschen oculairbuis en kijkerbuis dat uitschuiven tot eene slingerende beweging van het diaphragma aanleiding geeft. Nemen we een kijker met den brandpuntafstand van 25 c.M., Kv^iicnt 10. - txvi. xvj viMn-xi »j ------ -£51 J

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 195