dan vertegenwoordigt eene zijdelingsche afwijking van het dia- phragma van V100 m.M. reeds een verschil van 8 sec. op de richting der vizierlijn, zoodat het mechanisme van een instrument nog niet bepaald inferieur is al treden bovengenoemde gebreken, hetzij enkel of gezamenlijk, te voorschijn in eene mate, die eene reeks waarnemingen van richtingen naar veraf en dichtbij gelegen voorwerpen tegelijk, ernstig kan verminken; of de hier gesigna leerde afwijking regelmatig, dan wel willekeurig is en welke afmetingen ze heeft, zal voor ieder instrument nagegaan moeten wordenvoor het elimineeren der fout is het noodigdat men in ééne meting ieder voorwerp tweemaal vlak na elkaar instelteens in gewonen en eens in doorgeslagen stand van den kijker en dan van beide aflezingen het gemiddelde neemt; beide instellingen hebben dan stellig met denzelfden stand der vizierlijn plaats gehad. Vooral bij centreeringsmetingen is geregeld met deze aangelegen heid rekening te houden. De noodzakelijkheid voor het herleiden eener richting naar het centrale punt, kan zich voordoen, zoowel op het station van meting als op het omgelegen station, voor het ingestelde punt, wanneer n.l. dat punt niet samenvalt met het centrale punt dat men voor het omgelegen station ten dienste der berekening wenscht aan te' nemen; beide gevallen kunnen natuurlijk ook tegelijk voor komen. Voor het ingestelde punt zal men dan ook de gegevens moeten verzamelen, die voor herleiding noodig zijn en aan de gemeten richting twee overgangen aanbrengen achtereenvolgens voor de beide stations. In de keuze van het centrale punt op een station is men vol komen vrij, doch zal men bij voorkeur het punt kiezen dat voor de herleiding der richtingen en verdere berekeningen het minste rekenwerk geeft; gewoonlijk valt de keuze op hetz.g. centrum waaraan het woord »centreeren« zijn ontstaan te danken heeft, in de beide beteekenissen van: het herleiden der richtingen en van: het bepalen der elementen, die daarvoor noodig zijn. Gevaar voor verwarring bestaat in de dubbele beteekenis van het woord niet. Voor het punt »centrum« stelt men in den regel als eisch, dat het door een bepaald voorwerp blijvend is aangeduid, zooals bijv. door een vastleggingssteen voor terreinpunten of door een torentop als anderszins voor torenpunten, Bij ontstentenis van soortgelijk 190

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1911 | | pagina 196