Bij een goed geregelden theodoliet moeten de lijnen II en
III samenvallen een afstand tusschen beiden verraadt fouten
in de regeling van het instrumentde lijn die we trekken midden
tusschen beide lijnen is vrij van dien invloed dier fouten en bevat
de projectie van Vastlegging i.
De theodoliet wordt nu overgebracht naar het statief op stand
plaats II en daar wordt in volgorde zorgvuldig opgesteld, Vast
legging i ingesteld, twee punten op het Projectiebord ingewezen
en de lijn III getrokken; verder de kijker doorgeslagen in stand
II, opnieuw opgesteld, Vastlegging i ingesteld, twee punten op
het projectiebord ingewezen en de lijn IIII getrokken.
De lijn midden tusschen de lijnen III en IIII bevat dan
de projectie van Vastlegging i en wel in het snijpunt met de
gemiddelde lijn, die we van uit standpunt I vonden.
Vallen de lijnen II met III en III met IIII samen of
zijn hunne afstanden, bij ongeveer gelijken afstand der stand
plaatsen tot den toren, gelijk en in denzelfden zin, dan mogen
we aannemen dat de uitkomst der projecteering juist is.
We kunnen ons daarvan nog vergewissen door op beide stand
plaatsen de kleine hoekjes tusschen Vastlegging i en het punt
Projectie, voorzien van een daarboven opgehangen schietlood, te
meten, met toepassing van de methode van meting op blz. 190
aangegeven.
Om de lineaire afwijking van de projectie in beide richtingen
uit de gemeten hoekjes af te leiden kunnen we in Vastlegging 1
of in het punt Projectie eene bekende maat, bijv. van 10 c.M.,
loodrecht op de richting naar de standplaats aanbrengen en dén
hoek meten, waaronder we deze maat zien. Vinden we op die
manier voor de ligging van het punt Projectie afwijkingen van
eenig belang, dan kunnen we naar verkiezing de ligging van dat
punt op het bord corrigeeren of ook de reeds gemeten richting
en afstand ten opzichte van een ander punt op het platvorm
verbeteren.
Daarvoor moeten we dan nog bij benadering de richting der
afwijking kennen ten opzichte der gemeten richting en kunnen
dan de gevraagde correctie grafisch bepalen als in fig. 3.
Stel dat in punt Pijler (V) gemeten zijn:
Richting naar toren A o
het punt Proj. 253°44'i5"
194